In Memoriam Marie Sprenger-Hogenhout
Marie Sprenger-Hogenhout is woensdag 4 mei 2011 overleden. En dat is goed zo. Voor haar zelf, want zij wilde al lange tijd niet meer verder. Zij kon niet meer haar leven leiden, zoals dat bij haar persoonlijkheid paste. Het is ook goed voor haar omgeving. Met groot verdriet volgden velen haar geworstel, onmachtig om meer te doen dan aandacht geven, zorgzaam zijn, medeleven tonen. Nu kan iedereen haar weer zien als de lieve en zorgzame moeder, als de actieve en sterke sociaal voelende vrouw, die ze in ieders herinnering was.
Marie Sprenger-Hogenhout was de oudste dochter van de Amsterdamse timmerman Cor Hogenhout, een man van de wereld, actief in de vakbond, leergierig, een man die zelfstandig in zijn vrije tijd het weinige op school geleerde enorm heeft aangevuld. Zij hielp haar vader met het schrijven van convocaties voor de bond en bracht ze rond. Over en weer namen ze elkaar in vertrouwen, waren ze elkaars klankbord in tal van aangelegenheden.
Zij was ook de oudste dochter van Alida Sallé, tot haar huwelijk hoofd van de keuken in een Amsterdams pension. Een vrouw met heel andere kwaliteiten, een ingetogen vrouw, bovenal een zeer zorgzame moeder, maar enigszins wars van de moderne tijd. Het wekelijkse mattenkloppen had lange tijd de voorkeur boven het stofzuigen, hoewel zij als een der eersten de beschikking had over een stofzuiger. Ook voor haar was moeder een vertrouwenspersoon. Zij schreef de kaartjes naar ooms en tantes als ze jarig waren, maar ook de brieven naar de woningbouwvereniging als ze het oog had laten vallen op een nieuwe woning. Waarvan later bleek dat haar vader daar niets van wist.
Marie Sprenger-Hogenhout was de oudste dochter van Cor Hogenhout en Alida Sallé en had van beiden iets. Ze was leergierig, niet alleen maatschappelijk betrokken maar ook maatschappelijk actief, zoals haar vader was. Ze was, net als haar moeder, lief en zorgzaam, wars van uiterlijk vertoon, uitgaan, theater hoefde eigenlijk niet voor haar en de moderne tijd hield – tot ieders verdriet – voor haar op bij typemachine en telefoon. Haar ontspanning vond ze in puzzelen, lezen en borduren. Van jongsaf was ze een meesteres met naald en draad, heuse kunstwerken zijn door haar vervaardigd.
Willem Sprenger en Marie Hogenhout vormden een team, waarin de
verhoudingen overigens wel traditioneel werden bepaald. Zij had in
1946, ten tijde van hun huwelijk, een goede baan die ze zoals
gebruikelijk in die tijd opgeeft om huisvrouw te worden. Terwijl
hij nog zoekende was. Dat komt tegenwoordig toch niet meer voor.
Anderzijds moet je een goed inzicht hebben in de tijdgeest van
toen, om te beseffen hoe modern het was, dat hij de schoenen
poetste en zij per giro de financiën van het gezin verzorgde. En
dat ze allebei – hoe katholiek ook – van het begin af op de PvdA
stemden.
Daarmee maakte je je tot in de jaren zestig binnen de Volkskrant –
‘katholiek dagblad voor Nederland’ immers – niet geliefd.
Zestig jaar geleden, in 1951, verhuisden zij naar Oog In Al,
naar Joseph Haydnlaan 45. Met alle slagen om de arm, kan gesteld
worden dat de eerste helft ervan, de gelukkigste jaren van Marie
Sprenger zijn. Ze is de spil in een gezin met uiteindelijk zeven
kinderen, die het haar aardig moeilijk kunnen maken, met al hun
fratsen, kattenkwaad, allergieën, onderwijs- en
gezondheidsproblemen. Maar ze slaagt er ook in hen geleidelijk aan
bij tal van gezinstaken te betrekken. Ze is de betrouwbare
achtervang voor Willem Sprenger vader, die vaak onderweg was. In
deze tijd van mobiele telefonie is het niet voor te stellen hoe
belangrijk dat voor hem was. Zij noteerde de vragen en
telefoonnummers van de mensen die hem zochten en gaf die door zo
gauw hij ergens een vaste telefoon had weten te vinden, waardoor
hij vlot kon reageren op actuele ontwikkelingen.
Daarnaast raakte ze meer en meer betrokken bij de ontwikkeling van
de St. Dominicusparochie, die dan net is gesticht. Ze was
secretaresse van het Katholiek Vrouwen Gilde en droeg eraan bij dat
de blik niet uitsluitend op huishoudelijke taken was gericht. De
buitenwereld werd naar binnen gebracht door lezingen van Jef last
over de Spaanse Burgeroorlog, van Lode van Gent over Congo, van
Antoon Heijn over schilderkunst, om maar wat voorbeelden te geven.
En als een goede manager delegeerde ze een deel van haar taken aan
het gezinsnetwerk. Haar man maakte van de convocaties een wervend
geheel en de kinderen – zoals zijzelf eerder deed voor haar vader –
bezorgden de convocaties door heel Oog In Al. Zo hebben zij de wijk
goed leren kennen. Binnen het kader van de KVG verzorgde zij een
babysit-centrale, een welkome voorziening in een wijk met veel
gezinnen met opgroeiende kinderen, een welkome inkomstenbron voor
de wat oudere tienermeisjes. Later verschoven haar inspanningen
naar de PCI, de Parochieel Charitatieve Instelling. Daar had ze al
eerder kennis gemaakt. De PCI had contact met de Hulp voor
Oost-Europa en organiseerde vakanties voor Oost-Europese
scholieren. Zo waren enkele jaren achtereen jongens uit Berlijn bij
het gezin, net als bij andere gezinnen in Oog In Al, op
vakantie.
Hoewel ze niet zoveel vertelde over de PCI, werden de kinderen er
wel bij ingeschakeld. Eerst alleen met Kerstmis, later ook met
Pasen, zorgde zij voor een fruitmand of een bloemetje voor zieken
en bejaarden in Oog In Al. De kinderen deden de bezorging, totdat
die rol werd overgenomen door de verkenners en het jongerenkoor.
Met Sinterklaas en ook met Kerstmis liet ze door de kinderen
pakketjes bezorgen bij gezinnen, die in behoeftige omstandigheden
verkeerden. Het was een gelegitimeerde vorm van belletje-trek. Zij
moesten het pakket voor de deur zetten, aanbellen en hard weg
rennen. Als ze werden betrapt, moesten ze zeggen dat het pakket
afkomstig was van Jan-Piet-en-Klaasje. Een fantasietje van vader
Willem.
Het werk voor de PCI beperkte zich niet tot het verzorgen van attenties. Zo ontfermde zij zich uiterst discreet over enkele gezinnen die in moeilijke omstandigheden verkeerden. Naar aanleiding van al dit werk heeft zij in 1985 de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia Et Pontifice ontvangen.
Marie Sprenger-Hogenhout voelde zich bij deze inspanningen gesteund door de opvoeding die ze thuis heeft ontvangen en het katholieke geloof. Maar zij was daarbij verre van eenkennig. Toen rondom het Mandement van de Bisschoppen in 1954 in Oog In Al een discussie opkwam dat katholieke gezinnen een katholieke huisarts hoorden te hebben, ging ze daarin niet mee. Ze had een goede huisarts in dokter Lagerweij en geen behoefte om naar een katholieke huisarts over te stappen. Later heeft zij met haar man de oecumenische ontwikkeling in Oog In Al van harte gesteund. Hij als eindredacteur van het blad In Gesprek Rondom De Kerk, dat rond de christelijke feestdagen verscheen, zij als medewerkster van de Onderlinge Hulpdienst van de Mattheus, de Pniël- en de Dominicuskerk. Als er ergens wat was, waarschuwde zij een vrijwilliger om eens een kijkje te gaan nemen.
Twee ingrijpende gebeurtenissen bepaalden de tweede helft van
haar leven. Dat is de aanrijding waarvan ze het slachtoffer was in
1966. Op weg naar Ziekenhuis Oudenrijn voor een bezoek aan de
pasgeboren Esther, die daar aan haar maag was geopereerd , wordt ze
op het zebrapad over de Weg der Verenigde Naties door een auto
geschept. Met een verbrijzelde schouder als gevolg. Met de steun
van buren, die voor Esther zorgt als zij van de operatie is
hersteld, krabbelt zij weer op. Menigeen heeft later niets van de
verbrijzelde schouder gemerkt, weinigen weten van haar pijn.
De tweede ingrijpende gebeurtenis is het overlijden van haar man in
1979. Zijn ziekte openbaart zich vrij onverwacht in het najaar van
1978, maar betrekkelijk snel wordt duidelijk dat die ongeneeslijk
is. Eind januari 1979 is hij overleden. Haar verdriet is moeilijk
voor te stellen. Maar zij richt zich snel weer op. Er zijn immers
nog drie kinderen thuis, van wie er één voor zijn eindexamen staat
en een ander net aan de middelbare school is begonnen. En die
hebben haar aandacht en zorg nodig.
Tot vijf jaar geleden was Marie Sprenger-Hogenhout een vrouw aan wie het wereldgebeuren niet ongemerkt voorbijging. In die tijd is haar levensverhaal opgetekend. Ze wilde dat haar kinderen, kleinkinderen en de zich net aandienende achterkleinkinderen iets begrepen van de wereld waarin zij was opgegroeid. Daarna werd het korte en lange termijn geheugen snel minder. Ook haar ogen gingen achteruit, de krant en de ondertitels op tv kon ze niet meer lezen. Haar wereld werd kleiner, ze kon steeds minder de vrouw zijn die ze was. Dat is heel zwaar voor haar geweest.
Marie Sprenger-Hogenhout was een sterke vrouw. Ze heeft veel
betekend voor ons, maar ook voor vele mensen tot ver buiten de
gezinskring. Bij dat alles kon zij steunen op tal van anderen. In
het bijzonder geldt dat voor kleine groepje mensen, dat woonde in
de zes huizen op de hoek van Jos. Haydnlaan ( de nrs 47 en 49) en
Beethovenlaan (nrs 50, 52 en 54). Binnen dat kleine vertrouwde
gemeenschapje voelde zij zich thuis, kon zij zichzelf zijn, daar
kon zij tot rust komen, daar kon ze weer op krachten komen voor
inspanningen elders in Oog In Al, in Utrecht.
Jeroen Sprenger