Het rapport-Paradijs
Het wordt stil, het wordt warmer in de zaal.
Steeds zilter waait dun ratelend metaal.
De schrijfmachine mijmert gekkepraat.
Lees maar, er staat niet wat er staat.
MARTINUS NIJHOFF
Het politieke
interview
als voorbeeld van omgang tussen politiek en
journalistiek
TER INLEIDING
Over de omgang tussen politiek en journalistiek raakt men niet
uitgeschreven. Laat staan uitgepraat. ‘Voorlichters zijn ingehuurde
leugenaars.’ ‘De leugen regeert de media.’ Stereotypen en
karikaturen zijn niet van de lucht. Menige borreltafel kan ervan
meepraten. Maar helaas inmiddels de koffiekamers van de
journalistieke opleidingen en de kantines van de
communicatiewetenschappers ook. Weinig beroepsbeoefenaren van
verschillende disciplines moeten zo nauw met elkaar samenwerken als
de politieke journalist en de departementale voorlichter.
Buitenstaanders hebben niet zelden het beeld dat er sprake is van
twee handen op één buik. Maar betrokkenen zelf beschouwen elkaar
meestentijds als antagonisten.
Het wordt tijd wat nuancering aan te brengen. Wie is er immers gebaat bij een verscherping van de tegenstellingen? Om te beginnen willen we niet teveel hooi op de vork nemen. Uit de vele facetten van de omgang tussen politiek en journalistiek pakken we het politieke interview als een eerste voorbeeld. We merken wel of het naar meer smaakt…
HET POLITIEKE INTERVIEW
Is het politieke interview een vraaggesprek waarin een politicus de
kans krijgt zijn brede politieke inzichten te ontvouwen? Of is het
een vraaggesprek waarin een journalist zo scherp mogelijk de
allerlaatste opvatting over het allerlaatste politieke vraagstuk
wil weergeven? Maakt het wat uit? Ja, als we het publiek ten minste
serieus nemen. De doorsnee burgers hebben meer belangstelling voor
de politiek dan gemiddeld wordt aangenomen. Hij en zij willen op de
hoogte blijven van wat er ‘in Den Haag vandaag’ gebeurt. De
journalistiek voelt zich beroepshalve verplicht hen daarover te
informeren. De politiek behoort zich permanent verplicht te voelen
zich daarover te verantwoorden. Omdat ze constant in hun belang
beslissingen neemt. Maar ook om de betrokkenheid bij de politiek -
de opkomst bij verkiezingen is immers niet echt overweldigend de
laatste jaren - te onderhouden.
Een ontspannen verhouding tussen politiek en journalistiek helpt daarbij. Want kan leiden tot sprankelende vraaggesprekken, waardoor de burger meer inzicht krijgt in opvattingen en beweegredenen van de betrokken politicus. En kan tevens ook de journalist de bevrediging schenken dat de voorbereidingen en de in het gesprek aan de dag gelegde creativiteit ergens toe hebben gediend. Er zit echter wat scheef in de onderlinge verhouding. De journalist klaagt. Over de toenemende greep van voorlichters op het interview. De politicus, maar meer nog de voorlichter, klaagt ook. Over het schenden van al of niet expliciete afspraken of omgangsregels. Over en weer is de achterdocht gegroeid.
Er zijn voorbeelden te over die aanleiding hebben gegeven tot die achterdocht. Er zijn politici die schrokken toen ze hun eigen woorden op papier terug zagen. Zoals mensen kunnen schrikken als ze de eigen stem terug horen of zichzelf terug zien via radio of televisie. En vervolgens bij de betrokken journalist poogden de eigen woorden af te zwakken. Er zijn ook politici die zich niet herkenden in de teksten die ze onder ogen kregen. Simpelweg omdat de betrokken journalist de portee van het besprokene niet had begrepen. Er zullen ongetwijfeld ook nog voorbeelden zijn, waarin van beiden wat valt te zeggen. Maar van alle gevallen bestaan ook voorbeelden dat bepaalde passages in andere publicaties of in Kamervragen een eigen leven zijn gaan leiden. Het spel wordt tot een nieuw figuur gevoegd, om met Martinus Nijhoff te spreken.
Ieder leert ervan. Maar per saldo is het politieke interview het slachtoffer geworden. De open gedachtewisseling maakt plaats voor plichtmatigheid en damage control. De snelle doorstroming in Den Haag van journalisten, voorlichters en politici maakt het er niet beter op. Ongeschreven omgangsregels komen nauwelijks meer tot wasdom. Integendeel zelfs. Hoofdredacteuren treffen ze niet meer bij hun aantreden aan ‘onder het bureau’. Wat moeten hun journalisten dan nog? En zo kan het gebeuren dat Tweede Kamerleden ook al bij mediaoptreden worden begeleid door een fractievoorlichter… Deze notitie zou niet zijn geschreven als dit verschijnsel nog op zich had laten wachten.
REGELS? GEEN REGELS!
Laten we vaststellen dat het er niet om gaat vaste regels af te
spreken bij het houden van een interview. De gang van zaken is in
eerste en laatste instantie een zaak van politici en journalisten
onderling. Maar wat zou gangbaar kunnen zijn? Het politieke
vraaggesprek moet een open gedachtewisseling zijn van twee
gelijkwaardige partijen. Waarop beiden zich in beginsel in gelijke
mate op hebben kunnen voorbereiden. Draaiende camera’s, open
microfoons, overvaltechnieken zijn daarmee niet in overeenstemming.
De journalist verdiept zich van te voren in de onderwerpen die hij
aan de orde wil stellen. En geeft de te interviewen politicus de
kans zich daarop tijdig in te stellen. Op de hoofdlijnen. Niet
uitgewerkt in een veelheid van vragen. Van de politicus mag worden
verwacht dat een indicatie van de onderwerpen voldoende houvast
biedt voor de eigen voorbereiding. Van het bijeenzoeken van
eventuele cijfermatige gegevens die het betoog kunnen onderbouwen
(hoewel die ook nadien nog moeten kunnen worden aangeleverd) tot
het bedenken van een scherpe oneliner of sweeping
statement die in duur zo mogelijk boven de vluchtigheid van de
media uitstijgt. Soms laat de politicus zich in de voorbereiding
ondersteunen door een voorlichter. Bij ministers en
fractievoorzitters ligt dat gezien hun actieradius voor de hand.
Bij Kamerleden – om dezelfde reden - minder.
Het maken van voorbereidende afspraken is iets anders dan onderhandelen. Het gesprek heeft plaats of heeft niet plaats. En als het plaats heeft, dan leidt dat in beginsel altijd tot publicatie binnen afzienbare tijd. Liefst op een van te voren aangegeven datum met een indicatie van de plaatsing in de krant. Die kennis zal immers doorwerken in de voorbereiding van de politicus. Koppen, foto’s, fotobijschriften zijn een zaak van eindredacties, waar meestentijds de interviewend journalist geen zeggenschap over heeft. Het heeft dan ook geen zin voor voorlichters of politici te pogen daar afspraken over te maken. Als het politieke interview de spraakmakendheid heeft die zowel de journalist als de politicus graag beogen, brengt dat veel werk met zich mee voor de voorlichter van de betrokken politicus. Is wat er staat echt zo gezegd? In welke context moeten we een en ander plaatsen? Staat dit nu op gespannen voet met …? Deze vragen zijn evenzovele redenen om de voorlichter bij het gesprek aanwezig te laten zijn. De follow up is immers zijn werk. De aanwezigheid bij het gesprek is van een grote terughoudendheid en zal derhalve op het verloop nauwelijks invloed hebben.
En dan is er de tekst van het interview. Die tekst is van de journalist. Ook al is die opgebouwd uit woorden, zinnen, gedachtespinsels van de politicus, het is en blijft een journalistieke compositie. De journalist doet er verstandig aan de tekst van te voren te laten lezen. Het kan hem of haar behoeden voor fouten, onjuistheden en stommiteiten. Voor een karikatuur waar een gelijkend portret wordt nagestreefd. De politicus doet er omgekeerd verstandig aan de tekst van het vraaggesprek van te voren te willen lezen. Als hij of zij er later op wordt aangesproken – door andere media, door andere politici – dan zou het niet zo moeten zijn dat er eerst een exemplaar van krant of tijdschrift moet worden gescoord. Ook kan er de gelegenheid te baat worden genomen hier en daar nog wat kanttekeningen te plaatsen. Het is echter aan de journalist daar al of niet voordeel mee te doen. Het blijft immers zijn of haar verhaal! Autoriseren moet niet meer aan de orde zijn. Een interview is noch een juridisch proces verbaal noch een oral history protocol. De geïnterviewde en de interviewer moeten dat beseffen. Maar bovenal journalisten die menen op basis van beknopte samenvattingen anderen reacties te moeten ontlokken. En uiteraard ook diegenen die maar al te graag bereid zijn zich iets te laten ontlokken. Wat minder Pavlov, wat minder voorspelbare hijgerigheid en het politieke interview kan weer iets van zijn oorspronkelijke sprankeling terugwinnen.
EEN PERIODIEK GOED GESPREK
Voor een goed politiek interview is niet zoveel nodig. Met een
beetje wederzijds vertrouwen kom je al een heel eind. Als dan aan
beide kanten ook nog mensen zitten die hun vak verstaan,
professional zijn en die hun verantwoordelijkheden kennen,
dan moet het nog eens goed kunnen komen. Zeker als ze ook nog een
beetje respect voor elkaar hebben. Het loopt nu niet echt lekker.
Er schort wat aan. Van alles een beetje. Hoe breng je hier nu
verandering in? Niet door juridische reglementen, zelfs niet door
ongeschreven codes. Het onderhandelen alleen al daarover is
onbegonnen werk. En zal eerder tot verscherping van ingenomen
standpunten leiden, dan tot een werkbare of hanteerbare common
understanding. Alleen een goed gesprek in een ontspannen sfeer
kan de bewolking boven de omgang tussen politiek en journalistiek
doen opklaren. Een goed gesprek, waarin wederzijdse ergernissen op
rustige wijze worden besproken. Waarin bereidheid wordt getoond
naar elkaars argumenten te luisteren.
Is één gesprek genoeg? Natuurlijk niet. Er is periodiek enige reflectie nodig op de onderlinge interactie. Periodiek moet de common understanding die men dacht te hebben bereikt weer worden geëvalueerd. Alleen door periodieke gesprekken is het mogelijk naar verloop van tijd ook andere thema’s uit de onderlinge omgang te belichten, waardoor die verder kan worden verbeterd. En kan er vervolgens ook enige continuïteit aan worden gegeven, waardoor er een tegenwicht kan worden geboden aan de snelle doorstroming in Haagse kringen.
Zou het ooit goed worden in de omgang tussen politiek en journalistiek? Dat hoeft helemaal niet de doelstelling te zijn. Het goed informeren van het publiek, het deugdelijk afleggen van verantwoording aan de burgers, daar dient het om te gaan. Verbetering van de omgang kan daarbij behulpzaam zijn.