Twee gebeurtenissen, één herinnering
Het oudste kind in een gezin heeft meestal ook de oudste herinneringen aan gebeurtenissen die zich in een gezin voordoen. Daarmee heeft het ook een kennisvoorsprong op de later geboren kinderen en blijft daarin ook altijd voorliggen op zijn of haar jongere broers en zusters, zeker als er sprake is van een zeker leeftijdsverschil. Toch kan het voorkomen dat belangrijke gebeurtenissen in het leven van een (oudste) kind niet in het geheugen worden opgeslagen, omdat de verbazing over het gebeurde het gebeurde zelf overstijgt. Hiervan geef ik het volgende voorbeeld.
Hoewel overbodig om te zeggen, want iedereen weet dat wel, woonden wij vanaf 1923 in de Willem Passtoorsstraat in Amsterdam-Zuid, in een bovenhuis op nummer 45. Op nummer 47 – ook overbodig om te melden – woonde de familie Ziggelaar. Ik zat in de derde klas van de lagere school, die gelegen was aan de Van Ostadestraat. De voorbereidingen voor de toediening van het Heilig Vormsel waren in volle gang. Voor een kind van 8 jaar een bijzondere gebeurtenis. Niet alleen de meisjes van de derde klas van onze burgerschool, maar ook die van de ‘arme’ en de ‘rijke’ school in onze buurt en de jongens van de jongensschool zouden door de bisschop van Haarlem, Mgr. A.J. Callier, persoonlijk gezalfd en gezegend worden. Deze plechtigheid zou plaats vinden op vrijdag 14 oktober 1927 in onze parochiekerk, de bekende St. Willibrorduskerk buiten de Veste. Enige dagen van te voren vroeg ik aan mijn moeder, of zij ook naar de kerk kwam om naar ons, de vormelingen – we waren wel met meer dan 100 – te kijken. “Nee”, zei zij, “op vrijdag moeten de matten geklopt worden”. Al was ik enigszins teleurgesteld, ik begreep deze reactie wel. Moeder had immers een vast week- en werkpatroon, dat bestond uit ’s maandags wassen, dinsdags strijken, woensdag de voorkamer… etc. En, dat wist ik ook: van dit schema week zij nooit af!
De donderdag was de laatste voorbereidingsdag voor het grote Gebeuren. Om 12 uur liep ik van school naar huis en belde aan. Tot mijn verbazing werd er niet meteen opengedaan. Pas na een tweede keer bellen ging de deur open en zag ik niet moeder, maar juffrouw Ziggelaar boven aan de trap staan. “Kom maar boven”, zei zij vriendelijk, en liet mij ons huis binnen. Uitleg werd niet gegeven. Wat er gebeurd was, werd niet gezegd, maar ik moet door haar naar vader en moeders slaapkamer zijn gebracht, een terrein dat door ons, kinderen, nooit betreden werd of mocht worden. Wat ik toen gezien moet hebben, kan ik mij ook niet meer voor de geest halen. Moeder moet in bed hebben gelegen en Joseph moet in een wiegje bij haar gelegen hebben. Nooit had ik iets aan moeder gemerkt; elke dag droeg zij een groot schort voor en deed het huishouden volgens het hierboven beschreven patroon. Evenmin had ik ooit eerder het ronde wiegje gezien, dat zij met een paarse stof had bekleed en met een kanten rand had afgezet. Of vader thuis was, kan ik mij ook niet meer herinneren.
Zo ging dat 75 geleden, als er een baby op komst was: het dagelijkse leven in het gezin ging gewoon door; het huishouden werd gedaan en de kinderen gingen gewoon naar school. Bijzondere gebeurtenissen kregen geen bijzondere aandacht. Eén ding staat voor mij echter wel vast, ook al kan ik mij dit ook niet meer herinneren: vrijdag 14 oktober 1927, mijn vormingsdag, zijn de kleedjes niet geklopt!
Joseph en Bep, dit is mijn verhaal, ik feliciteer jullie en wens jullie van harte geluk met jullie 50-jarig huwelijksfeest.
Rie
Januari 2003