Jeugddelinquenten en Brokopondo

Gisteren, woensdag, is er niets van gekomen. 's Ochtends moesten we om 7 uur verzamelen voor het uitstapje naar Brokopondo. 's Avonds om 7 uur was ik doodmoe, vies van het stof en bezweet - en lichtelijk geradbraakt door de busrit - weer op mijn hotelkamer. De fut om nog aan het weblog te werken ontbrak toen, zelfs na de verfrissende douche. Dus komt nu de aandacht voor de werkconferentie over de aanpak van Jeugddelinquenten op Fort Nieuw Amsterdam. Vorig jaar is er een delegatie vanuit Herstelling Amsterdam naar Paramaribo afgereist om met name dit aspect nader te bekijken. Ik citeer uit een weblog van destijds.

Binnen de groep die door Herstelling wordt begeleid, zitten ook ‘taakgestraften’, mensen die een taakstraf opgelegd hebben gekregen en binnen Herstelling die opgelegde taak vervullen. Het is dit aspect dat mevrouw Georgina Acton, commissaris bij de politie Utrecht, in het werk van Herstelling is opgevallen. In haar contacten met het Surinaamse ministerie van Justitie heeft zij hier de aandacht op gericht. Aan Herstelling heeft zij gevraagd of de bereidheid aanwezig is om – indien dat in Suriname wenselijk wordt geacht – behulpzaam te zijn bij de ontwikkeling van een alternatieve aanpak in het sanctiebeleid en de reclassering. Die bereidheid is er en heeft ertoe geleid dat een kleine delegatie van Herstelling eind oktober / begin november naar Paramaribo is gereisd om de mogelijkheden te verkennen. Die delegatie bestond uit de bestuursleden Ruud Elshoff (met een achtergrond in de rechterlijke macht) en Russell Bromet (achtergrond in de reclassering) en medewerker Jelte Zondervan (achtergrond in de politie). Samen hebben zij de mogelijkheden onderzocht met vertegenwoordigers van justitie en politie; de introductie van mevrouw Acton opende vele deuren. Maar ook met de vrienden van SAO om te bekijken in hoeverre zij daar hun aandeel in kunnen hebben. En tegelijkertijd is ook gekeken in hoeverre bijvoorbeeld in eerste aanleg het onderhoud van Fort Nieuw Amsterdam het object zou kunnen zijn van het alternatieve sanctiebeleid. Opnieuw zou dan het mes weer van verschillende kanten snijden. Mensen die buitenspel zijn geraakt leren de weg naar de arbeidsmarkt – en daarmee naar een eigen plaats in de samenleving – en tegelijkertijd wordt cultureel erfgoed enorm opgeknapt.

Dinsdagochtend gaan we op Fort Nieuw Amsterdam de resultaten ervan bespreken. De Nederlandse en de SAO-delegatie zijn netjes op tijd en zoeken en gunstig plaatsje onder de huifel die Evert Middelbeek neer heeft laten zetten. Het dreigt warm te worden en hoe strategisch geplaatst ook, niet iedereen kan in de schaduw van de luifel zitten. Even later komen de andere deelnemers, vertegenwoordigers van het ministeries van Justitie, Defensie, Onderwijs en Arbeid, van de Jeugd- en Kinderbescherming en van het Gevangeniswezen. Mevrouw Acton, de aanstichtster van dit alles ontbreekt helaas. Mij is de eer gegund de bijeenkomst te mogen voorzitten. Ik vraag de heer Ramlall van Justitie, de voorzitter van de werkgroep die het project begeleidt, even enkele woorden ter inleiding te zeggen. Aansluitend vraag ik Ruud Elshoff nog eens de ontstaansgeschiedenis van het project te schetsen. Gewetensvol kwijt hij zich van die taak. Als hij is uitgesproken attendeer ik erop dat als dit project er niet zou zijn geweest, we in ieder geval niet op de plek waar we nu zitten hadden kunnen vergaderen. Een jaar geleden was het namelijk nog een afvalberg. Vervolgens vraag ik aan mevrouw Auguste van de Jeugd- en Kinderbescherming haar ervaringen uiteen te zetten. En wat te vertellen van hoe de betrokken jongens het allemaal ervaren. Die ervaringen worden bevestigd door een penintentiair medewerkster die bij de begeleiding van de jongens betrokken is. In de pilot gaat het vooralsnog om 6 jongens, van wie er inmiddels 1 is afgevallen, die samen met 6 SAO-leerlingen een team op het fort vormen.

Nu had Ruud op het eind van zijn betoog drie kritische punten aangestipt, die na al die positieve verhalen, verdere bespreking behoefden. De lunches van de jongens, de rol van de begeleidende penintaire medewerkers en uiteraard het vervolg, als de eerste groep van jongeren zijn 'stage' zou hebben afgerond. De kwestie van de lunches is deze. De jongens werken een week op Fort Nieuw Amsterdam - waar ze tussen de middag een warme maaltijd krijgen - en een week in het SAO-vakopleidingscentrum, waar ze hun eigen lunch moeten meebrengen. Ze blijken daarvoor broodjes mee te krijgen, maar de SAO-leerlingen eten warm. waar ze overigens voor betalen. Dat schrijnt. Ik voel dat de partijen niet zo ver uit elkaar liggen en stel voor de aanpak tijdens de 'gezondheidsonderbreking' in kleine kring te bespreken. Datzelfde gebeurt met de inzet van de penintentiare medewerkers. Zijn ze slechts bewaker en chauffeur of zouden ze ook anderszins de handen uit de mouwen mogen steken? Blijft over het vervolg. Mevrouw Auguste geeft aan dat geinformeerd is bij de jongens, wat ze het liefst zouden willen. Twee willen naar Defensie, drie willen in de bouw.

De vertegenwoordiger van Defensie tempert hier even de verwachtingen. Geen mensen met een strafblad en zonder skills in het leger. Door mevrouw Auguste wordt uitgelegd dat het niet in alle gevallen om jongens met een strafblad gaat. Hun vergrijp zou slechts tot een aantekening leiden, die een militaire loopbaan niet in de weg hoeft te staan. Dat gaat dus nader worden onderzocht. Na de onderbreking gaan we er verder over praten.

Elshoff, Ramlall en mevrouw Baldarain, een adviseur van de minister van Justitie, overleggen over de praktische punten. Zij spreken daarover af dat ze daar donderdag, vandaag dus, wat preciezer over van gedachten zullen wisselen. Alledrie zijn ze optimistisch over de afloop. Na de break gaan we verder waar we gebleven zijn: wat gebeurt er met de jongens als ze de jeugdgevangenis en daarmee ook het project mogen verlaten? Door sommigen wordt de noodzaak ervan beklemtoond, door anderen wordt gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van de jongens. Het duurt even voor er concrete voorstellen op tafel komen. Uiteindelijk is het waarnemend SAO-directeur Erroll Pinas die voor een doorbraak zorgt. Hij heeft fondsen om jongeren die de eigen bijdrage voor een SAO-opleiding niet kunnen betalen, toch te laten deelnemen. Dus mocht de nood aan de man komen dan zouden ze nog een half jaar bij SAO kunnen blijven en aan een hogere opleidingskwalificatie kunnen werken. Daarmee zouden hun kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk kunnen toenemen. Waar het dan nu nog op aan zou komen is een soort van stagevergoeding voor die jongeren, zodat ze de bus en de lunch kunnen betalen. Het vraagstuk is nu daartoe beperkt. Met het optimisme dat dit toch mogelijk moet zijn, sluit ik de conferentie. Met de aanwezigen maken we dan gebruik van de lunch die door Evert en Carla Middelbeek is verzorgd.

Dat was dinsdag dus. Met twee kleine aanvullingen. De bijeenkomst werd bijgewoond door een journaliste van de Ware Tijd. Vroeg haar even de krant te mogen lezen. Daarin een beknopt verslagje van mijn presentatie over de kredietcrisis. 's Avonds als we verzamelen voor het eten, krijg ik verhalen te horen over mijn televisieoptreden. Het is mijn lot dat ik mijn eigen 'moments of fame' altijd mis :-)

Gisteren, woensdag, vroeg op pad naar Brokopondo, een trip aangeboden door SAO. Met de bus zo'n drie uur rijden. Aan het aantal kilometers ligt het niet, wel aan de kwaliteit van de weg. Voorbij het vliegveld Zanderij is er geen asfaltweg meer. De verharding bestaat, voorzover ik het heb kunnen bestuderen vanuit de bus, uit puin. Een dikke laag rood zand ligt erover heen en dat stuift geweldig als je door een tegenligger wordt gepasseerd. Bestemming van de rit is de houtzagerij van Orlando Lee-On, Brokoponda Watra Wood International (BWWI). Als achterkleinzoon van bestekzoeker Dirk Hogenhout bij Ambagtsheer/Van der Meulen in Amsterdam zou ik in mijn element moeten zijn. Maar de appel is geleidelijk aan wel heel erg van de boom gevallen. Het Brokopondo stuwmeer is ongeveer 50 jaar geleden ontstaan. Ongeveer 6 dorpen in dat gebied, met een oppervlakte van de provincie Utrecht, is verplaatst naar de omgeving waar nu de houtzagerij is. Nadat het water het gebied heeft overstroomd, zijn de bomen 'gewoon' blijven staan. Sinds een jaar of vijf is Lee-On bezig met zijn bedrijf die bomen te kappen, te verzagen en te verkopen. Dat kappen gebeurt onder water - soms wel veertig meter diep - door Braziliaanse specialisten. Geen Surinamer waagt zich hieraan. De bomen worden dan de kant opgesleept en naar de zagerij gebracht. Het gaat hier om hardhout van een enorm hoge kwaliteit, hetgeen hoge eisen stelt aan de lintzagen. Die zagen zelf worden ook weer geprepareerd door Braziliaanse specialisten. Ook hier zijn geen Surinamers voor te vinden. Het gaat om lintzagen van 10mm dikte, de Surinaamse experts kunnen - zo heb ik begrepen - om gaan met lintzagen van 6-8mm breedte, maar dit hier gaat hun deskundigheid te boven.

Het hout wordt in keurige pakketten verzameld en over de weg naar Paramaribo vervoerd. (Het afval wordt straks gebruikt voor de opwekking van bio-energie) Van daaruit vertrekt het naar alle uithoeken van de wereld. Met name Arabische landen zijn grootafnemer. In alle luxe hotels willen ze graag ook het duurste hout verwerken. Uit hun eigen omgeving kunnen ze het niet halen, vandaar dat ze een oog op BWWI hebben laten vallen, legt Lee-On ons uit. Hij kondigt aan binnenkort een stevige evaluatie te houden, om te kijken hoe hij verder moet. Nu is er nog tijd en gelegenheid om de bedrijfsvoering aan te pakken. Tussen neus en lippen door begrijpen wij dat hij daarbij overigens niet veel steun van de Surinaamse overheid verwacht.

Op de weg terug houden we een stop vlak bij de stuwdam. Enkelen van het gezelschap wagen zich nog even in een bootje op het meer. Ik waag me er niet aan, de boot heeft geen overdakking. Daarna rijden we naar een picnicplek op het terrein van Suralco. Daar wordt al het lekkers uitgepakt dat SAO-medewerkster Mirjam Prada vanaf half drie die ochtend had gekookt. Dat gaat er goed in. Het sterkt ons voor de barre terugrit.

Bij terugkeer op de hotelkamer beleef ik nog een klein wondertje. Ik kijk zonder enige illusie op mijn BlackBerry. Die heeft het in Suriname nog nooit gedaan, want er was geen GRPS-netwerk. Maar nu blijken er tal van berichten te zijn binnengestroomd. Ook Suriname heeft aansluiting gevonden. Als dat geen bewijs is dat het beter gaat met Suriname, dan weet ik het niet.

Jeroen Sprenger
donderdag 20 november



 
 
Laatst gewijzigd: 10-1-2009