Waarom Jetta meer gelijk heeft dan sommige bondsvoorzitters?
Waarom Jetta meer gelijk heeft dan sommige
bondsvoorzitters?
een gesproken column / coreferaat van Jeroen Sprenger
tijdens de bijeenkomst van de WBS-werkgroep Arbeid,
op dinsdag 22 mei in Den Haag
Het is een goede gewoonte binnen de PvdA om in discussies over kandidaturen niet tegen personen te pleiten, maar juist de kwaliteiten van je voorkeurskandidaten te benadrukken. Ik wil dat hier ook maar doen, als we het hebben over de voorstellen van Jetta en de kwartiermakers. Ik neem het u niet kwalijk als u denkt dat ik daarmee ook impliciet partij kies tegen de Henken en Corries in de FNV-leiding. Het zij zo…
1. Laat ik voorop stellen dat ik niet
gelukkig ben dat er een Jetta aan te pas heeft moeten komen om de
FNV een uitweg uit de huidige crisis te wijzen. De FNV is een
emancipatiebeweging, naast misschien een heleboel meer, maar hoe
dan ook een beweging die de zelfredzaamheid van mensen in het
arbeidsproces wil bevorderen. Mensen die op enigerlei wijze in de
knel zouden kunnen komen, hebben daarin een instrument, dat ze
samen met vele collega’s in stand houden, om zichzelf
overeind te houden. Geen rechtsbijstandverzekering, geen politieke
partij, maar een zelforganisatie die de belangen in grote en kleine
zaken in de gaten houdt. Het feit dat eerst Han Noten en Herman
Wijffels, twee duidelijk politiek geprononceerde types,
moesten worden gevraagd om de veenbrand die bovengronds een fikse
uitslaande brand had veroorzaakt te beteugelen, en dat – nadat ze
het sein brand meester hadden afgegeven, de minstens even politiek
geprononceerde Jetta Klijnsma als een soort van ‘brandpreventje’
aan het werk te zetten, past niet bij de zelfredzaamheid die de FNV
naar werknemers toe predikt.Zo onbehulpzaam heeft de FNV, hebben de
voorlopers van de FNV, zich nooit betoond. Henri Polak zou zich in
zijn graf omdraaien. Let wel: ik verwijt Jetta en de kwartiermakers
niets, maar dit had nooit mogen gebeuren. Het zou goed zijn als de
aanstichters van al dit leed, dat ruiterlijk zouden erkennen.
2. Maar nu Jetta er wel is, is het goed
naar de inhoud van haar voorstellen te kijken. U mag best weten, ik
was aanvankelijk redelijk sceptisch. De kwartiermakers zijn
weggestuurd met een schier onmogelijke opdracht en met een
onnavolgbaar akkoord van Dalfsen. Han en Herman op hun best, Pythia
van Delphi naar de kroon stekend. Kon daar iets goeds uitkomen,
vroeg ik me af. Temeer daar er op veel plaatsen over ‘bonden’ werd
gesproken.
Ik had een beeld voor ogen van enkele hele grote bonden,
mogelijkerwijs onderverdeeld in tal van sector- of
beroepsorganisaties, en daarnaast de reeds bestaande kleinere
bonden.Dat kan het niet worden, dacht ik. Al was het maar omdat de
penningmeesters niet het geld op tafel zouden kunnen leggen om te
investeren in al die extra’s die werden gesuggereerd.
Misschien zou investeren nog geen, maar het structureel exploiteren
zou onmogelijk zijn. Er is nu al nergens geld voor. Maar Jetta
heeft kennelijk dit gevaar voorzien en grijpt terug op het
plan-Kloos van 1969. Het plan waarin een eenheidsvakbeweging wordt
voorgesteld. Daarmee verdwijnen de huidige bonden als
tussenschakels tussen de leden en hun sector- of beroepsorganisatie
en het centrale bestuur. Je moet het je zo voorstellen dat we in
Nederland de provincies afschaffen. Wie zal ze missen? De taken
verdeel je over Rijk en gemeentes, waarmee het zicht van burgers op
de overheidslagen wordt vereenvoudigd.
3. Het grote voordeel is, dat
veranderingen in de arbeidsmarktsituatie geen invloed heeft op de
slagkracht van de vakbeweging als geheel. Zeker als de moderne
media worden ingezet om zelf snel eventuele veranderingen door te
geven. Je bepaalt zelf bij welke groep je wilt horen en met welke
dwarsverbanden je je betrokken voelt. Je werkt in de bouw, je wordt
conciërge in een school, je geeft dat zelf aan in Mijn Vakbeweging
en de mutatie is verricht. Nu zou je moeten overstappen van FNV
Bouw naar de AOb.
4. Met de voorstellen voor bijvoorbeeld een
sterkere aandacht voor het beroep, kunnen ook tal van nu nog
sectorale, categorale, bonden de wind uit de zeilen worden genomen.
Dat lijkt me ook een voordeel. Dit jaar viert één van die bonden,
de vakvereniging Het Zwarte Corps, zijn 65-jarig bestaan.
Twaalfduizend leden groot. Een van de oprichters daarvan heeft ooit
eens het volgende gezegd:
“Omstreeks 1930 was ik lid van het NVV. Daar werden we als
machinisten van het kastje naar de muur gestuurd. Omdat je een
machine bediende, vonden ze dat je lid moest zijn van de
metaalbewerkersbond. Totdat ik een brief thuis kreeg waarin stond
dat ik in de wegenbouw werkte en dus in de bouwbond thuishoorde.
Weer later kwamen ze tot de ontdekking dat je met je dragline iets
transporteerde en werd je overgeheveld naar de bond van
transportarbeiders. Wat er in die tijd terecht kwam van de
behartiging van belangen van machinepersoneel in de bouwnijverheid
laat zich wel raden.”
Het is FNV Bouw nooit gelukt deze club in te lijven, maar de kansen
stijgen met de voorstellen van Jetta enorm.
5. Dat brengt me op een ander voordeel. De
buitenwacht ziet een vakbeweging met enkele grote bonden en een
sloot aan kleintjes. Die vraagt zich dan af, wat die hebben te
zoeken in de grote mensenwereld van de arbeidsverhoudingen. Maar
als we niet kijken naar aantallen leden, maar naar
organisatiegraad, dan ontstaat er een heel andere rangorde. Veel
van die zogenaamde kleine bondjes hebben vanwege die hoge
organisatiegraad veel in de melk te brokken in hun sector. Terwijl
enkele grote bonden in de verzameling sectoren die ze willen
bedienen een lage organisatiegraad hebben. En tegelijkertijd hebben
te maken met tal van kleine sectorale, beroepsbonden. De AbvaKabo
bijvoorbeeld met NU ’91 in de zorg, Bondgenoten met de Vereniging
van Machinisten of de Bond van Cabinepersoneel, FNV Bouw met HZC.
En dan ga ik er maar even aan voorbij dat vele FNV-bonden slecht
zijn vertegenwoordigd in de zogenaamde nieuwe sectoren, onder het
kantoorpersoneel, onder jongeren, onder vrouwen etc.
In 1988 heeft de FNV vastgesteld dat haar ledenbestand een
afspiegeling is van de arbeidsmarkt dertig jaar eerder. In de
hoogtijdagen van het poldermodel is daar een lichte verandering in
gekomen. Maar nu is het weer van hetzelfde laken een pak.
6. Nog een voordeel. Van de twee grootste
bonden beweegt de één zich in de marktsector, de ander in de
overheidssector. Maar wat is nu nog overheid? Toen AbvaKabo in 1976
werd opgericht, was er nog een stevige overheid. De samenleving was
immers maakbaar. Ook al maakten mensen als Paul Kalma zich daar
toen al zorgen over. Die staat wordt toch wel heel erg groot, zo
stelde hij in een debat met Siep Stuurman, op een
FNV-scholingsbijeenkomst in die tijd. Sindsdien is de overheid
alleen maar kleiner geworden. Na het optrekken van het IJzeren
Gordijn zelfs in versterkte mate. Ook wat ooit nutsbedrijven werden
genoemd, zijn nu gewoon marktbedrijven. Het heeft de AbvaKabo nooit
gehinderd in het houden wat ze heeft.
Maar als daar mensen zijn die verder kijken dan hun neus lang is,
dan zullen ze moeten erkennen dat de AbvaKabo in zijn huidige vorm
geen bestaansrecht heeft. Het heeft geen unique selling point
meer.
Dat leidt dan tot de vraag: wat dan? Het antwoord is simpel: ga mee
in een fusiebeweging naar één grote eenheidsvakbeweging. Ik ga
ervan uit dat daarbinnen een clubje zal zijn voor die mensen die
nog in rechtstreekse dienst van de overheid mogen blijven.
7. De wereld van de arbeidsverhoudingen
verandert natuurlijk niet wezenlijk als de vakbeweging zich op een
nieuwe leest gaat schoeien. Maar als de voorstellen van Jetta
realiteit mogen worden dan kunnen de werknemers op een betere wijze
hun opvattingen op tafel leggen dan nu. Het wordt er voor de
vakbondsbestuurders nieuwe stijl niet eenvoudiger op. Bewegen in
een sector of beroepsgroep, signalen van beneden doorgeven naar
boven, afspraken die boven zijn gemaakt implementeren in bedrijven
en sectoren, zij moeten dezelfde spagaten blijven maken, maar tal
van onderlinge machtsspelletjes zal hun worden bespaard.
8. De voorstellen van Jetta zijn niet af.
Dat viel ook niet te verwachten. Maar gezien de kwaliteit van het
in korte tijd gerealiseerde is een hartelijke ontvangst onder de
huidige FNV-leiders op zijn plaats. Zij allen zijn verantwoordelijk
voor de crisis, zij krijgen hier een prachtige gelegenheid om met
gepoetste schoenen uit de ellende weg te komen. Aangrijpen die
kans, zou ik zeggen. En leg geen hypotheek op de uitkomsten van het
FNV Congres van 23 juni. Want wat nodig is, is dat de plannen zo
snel mogelijk, en als het kan ook met enig enthousiasme, ten
uitvoer leggen. Dat vraagt vertrouwen in de mensen die die opdracht
krijgen.
Het is moeilijk voor vakbondsbestuurders voor wie achterdocht een
sterk ontwikkelde karaktertrek is, om over hun eigen schaduw heen
te springen. Maar het zou zo goed zijn voor de nieuwe vakbeweging
als ze die lenigheid eens aan de dag zouden leggen. Het gaat immers
om hun eigen organisatie.
9. Twee opmerkingen tot slot. Eén: Er was
een inhoudelijk conflict over pensioenen. Dat leidde tot
persoonlijke conflicten. En vervolgens komen er voorstellen om de
structuur te veranderen. Daar zit niet een-twee-drie een causaal
verband tussen.
De voorstellen van Jetta reiken weliswaar verder dan de structuur.
Maar de uitwerking daarvan gaat – naar mijn mening – niet zover als
die met betrekking tot de structuur. Het eerste jaar van de nieuwe
vakbeweging moet niet een voortzetting worden van het gehakketak
over de structuur. Verstandige mensen moeten op de achtergrond alle
voorkomende problemen in de geest van de commandant oplossen. De
energie moet gestoken worden in een groots discussieproject over
wat de nieuwe vakbeweging wil zijn, over hoe zij haar rol gaat
oppakken in de huidige en toekomstige arbeidsverhoudingen.
Uitmondend in een breed gedragen visieprogramma, of wat dies meer
zij.
Erg vroeg zijn we er niet mee, want met de verkiezingen voor de
deur, en de vakbeweging die zichzelf knock out heeft geslagen dizzy
in de hoek, zien tal van politici kans de arbeidsverhoudingen op de
kop te zetten. De problemen van dit land zijn groot, die worden met
een sterke vakbeweging niet kleiner, maar voor de oplossingen maakt
de aanwezigheid van een sterke vakbeweging wel degelijk een
verschil.
10.
Twee: de relatie met politieke partijen. Ik heb al laten weten dat
ik niet gelukkig ben dat politiek geprononceerde types de FNV uit
de moddr moeten trekken. De FNV is politiek onafhankelijk en ook de
nieuwe vakbeweging hoort dat te zijn. Hoezeer de opvattingen ook
overlappen met die van sommige politieke partijen.
De SP heeft de laatste jaren een soort van Leninistische
intredepolitiek bedreven. Als er ergens een actie was, kwam zij met
de erwtensoep langs, heeft NVJ-voorzitter Huub Elzerman ooit
gezegd. En hij voegde er aan toe: "De SP is een goede vriend, maar
die moet je niet te veel over de vloer hebben."
Hoe zit het eigenlijk met de PvdA? Ruud Vreeman heeft al eens zijn
staf gebroken over het dédain binnen de PvdA over die FNV als een
oude-mannen-beweging. Waar de SP naar binnen kwam, is de PvdA
verdwenen. Tot 1991 waren tal van FNV-kaderleden ook kaderlid van
de PvdA. Kaderleden aan wie ik binnen FNV Bouw scholing gaf, werden
in enkele gevallen gemeenteraadslid en zelfs wethouder. Sinds het
WAO-conflict is dat verleden tijd geworden. Hoeveel PvdA-kamerleden
zijn nog lid van de bond? Wouter Bos was het niet, Job Cohen ook
niet. En hoe zit het met Diederik? Ik heb destijds nog bevorderd
dat Gerrit Zalm door Lodewijk de Waal werd gehuldigd voor 25 jaar
lidmaatschap!
Zonder expliciete strategische allianties die de onderlinge
onafhankelijkheid in twijfel kunnen trekken, zijn er tal van andere
mogelijkheden om elkaars streven te ondersteunen. Ik zie zo al twee
doelgroepen waar partij en vakbeweging elkaar zouden moeten vinden.
De babyboomers die zich steeds slechter vertegenwoordigd voelen en
de jongeren, de leerlingen van MBO en VMBO, die helemaal niet
vertegenwoordigd zijn. 60 procent van de jongeren tussen 12 en 16
jaar zit op het VMBO. De ouders zien het liever niet, de lagere
scholen zijn er niet gelukkig mee en veel van de jongeren zelf
willen ook niet. 60 procent!
Ik durf te wedden dat er geen is die bij de Jonge Socialisten is
aangesloten. Kortom, wat een perspectieven zijn er als partij en
vakbeweging virtueel de handen ineenslaan, hun rol midden in de
samenleving weer eens vanuit een gemeenschappelijke visie gaan
oppakken.