09 - Wie wordt het?
Wat wordt het? Wie wordt het? Ik weet er eerlijk gezegd niet het goede
antwoord op. Ik weet slechts dat ik diep ongelukkig ben met het verloop van de
kabinetsformatie tot nu toe. Omdat alles beyond my imagination is.
Wat wordt het? Dat wat het meest voor de hand ligt dus duidelijk niet. Er is
al veel gezegd en geschreven. Ik houd het er slechts op dat de hoofdrolspelers
van de eerste formatieronde zich niet hebben laten inspireren door de Engelse
uitdrukking rising to the occasion. Het vervolg van de formatie krijgt nu
iets van Israëlische kabinetsformaties. Allerlei partijen worden bijeengebracht
om een minimale meerderheid in het parlement bij elkaar te sprokkelen. Hetgeen
de laatste benodigde partij, meestal ook de kleinste, de grootste invloed geeft.
Als dan nog mensen in de grotere partijen de strategische domheid begaan
openlijk een van de potentiële regeringspartijen ongeschikt te verklaren, dan
maken zij de overblijvende partijtjes alleen maar duurder. Er zijn mensen die
denken dat de prijs alleen bij de opstelling van het regeerakkoord moet worden
betaald. Het voorbeeld van Israël leert dat die prijs bij ieder wezenlijk
onderwerp opnieuw moet worden betaald.
De vaststelling dat de chemie tussen de onderhandelaars in de eerste ronde
niet goed was, heeft bij mij de uitdrukking in herinnering geroepen dat
democratie een systeem van georganiseerd wantrouwen is. Die is niet afkomstig
van sociaal-democraten maar van klassiek-liberalen. Van degenen die de checks
and balances in het politieke bedrijf hebben geïntroduceerd.
Christen-democraten hebben de neiging zich daarboven te verheffen. Maar linksom
of rechtsom komen ze altijd uit bij stromingen die het verstandshuwelijk een
dubbeldik pakket aan huwelijkse voorwaarden willen meegeven. Het oude
regeerakkoord moest op een a4-tje passen. Het schijnt dat informateur Donner dat
werkelijk heeft geprobeerd met allerlei typografische verkleiningstechnieken.
Maar voor de financiële paragraaf waren hoe dan ook meer velletjes papier nodig.
Het winnen van het vertrouwen van de derde en misschien wel vierde partij die nu
aan tafel mogen aanschuiven zal ook zo zijn precieze en omvangrijke bewoordingen
vergen.
Wie wordt het? Zo ongewis als de uitkomst is van de formatieonderhandelingen,
zo ongewis is de personeelsbezetting van het nieuwe kabinet. Want willen alle
zittende CDA- en VVD-bewindslieden wel worden geprolongeerd? Het oude kabinet
beloofde aanvankelijk dat na het bitter er toch zoet zou zijn. De nieuwe
regeerperiode belooft slechts zuur. Dat is niet prettig regeren. Zeker als je
inmiddels weet hoe er in het veld waarbinnen je opereert, over wordt gedacht. En
je jezelf wellicht op bepaalde posities hebt laten vastpinnen.
De doorsnee ambtenaar kan slechts speculeren over de uitkomst. Daarin
verschilt hij niet wezenlijk van iedere andere betrokken burger. Loyaal als hij
is zal hij zich voegen. Maar hij vraagt zich wel af, wat het verloop van de
formatie betekent voor de sfeer in het nieuwe kabinet. Wat zal de chemie zijn
tussen de verschillende bewindslieden? Want met die diepsnijdende bezuinigingen
die moeten worden gerealiseerd is eensgezindheid binnen het kabinet een
vereiste.
Daan Vorán
(eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van 24 april 2003)
10 - Woensdag Gehaktdag
Het is niet altijd prettig vooraan te mogen staan. Van de week in de
Tweede Kamer, tijdens de plechtige aanbieding van het Rijksjaarverslag over
2002, houdt de president van de Algemene Rekenkamer de minister van Financiën
treiterig een staatje voor. Daaruit moet blijken dat de departementen toch
minder goed met hun geld zijn omgegaan dan de minister heeft beweerd. De scène
had iets van het jongetje dat een olifantje een Rolo aanbiedt om, net als het
dikhuidje het aanbod lijkt aan te nemen, het snoepgoed snel zelf in de mond te
nemen. We weten van het Sterspotje hoe het dier jaren later revanche
neemt…
Dat vooruitzicht stemt niet vrolijk. Helemaal niet tegen de achtergrond van
het Hoofdlijnenakkoord dat CDA, VVD en D66 zijn overeengekomen. De aanstaande
regeringspartijen hebben daarin hun samenwerking het motto ‘Meedoen, meer werk,
minder regels’ meegegeven. Het gaat me als toegewijd ambtenaar in het bijzonder
om het laatste. De bureaucratie maakt de overheid minder doeltreffend en
doelmatig dan gewenst. Schrijven de informateurs. Daartegenover moet de
effectiviteit, slagkracht en ‘luisterend vermogen’ van de overheid worden
vergroot. Het nieuwe kabinet is daarom terughoudend met het maken van nieuwe
beleidsnota’s en studies. Wettelijke verplichtingen om periodiek beleidsnota’s
uit te brengen worden geschrapt. In een toelichting zei een van de
onderhandelaars, dat de ambtenaren elkaar minder bezig gaan houden. Ik ben daar
helemaal voor. Al heb ik zo mijn twijfels over de realiteitswaarde. Bepalen
ambtenaren hun eigen agenda? Of wordt die nog steeds bepaald door het gemeen
overleg tussen de wetgevende en uitvoerende macht? Of door de wijze waarop
bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer haar controlefunctie interpreteert? Als die
zo openlijk ministers op de vingers blijft tikken, belooft dat niet veel goeds
voor het terugdringen van de bureaucratie. Want dan lijkt het er toch op dat de
letterlijke regelgeving het gaat winnen van de geest van diezelfde
regelgeving.
In de afgelopen jaren is de aandacht voor de uitkomsten van beleid groter
geworden. Terecht. Al weet Prinsjesdag met de aankondiging van nieuw beleid nog
steeds beduidend veel meer belangstelling op te wekken dan de
Verantwoordingsdag, waarop de resultaten ervan worden bekend gemaakt. Een
peiling van Radio West onder winkelend publiek liet daar geen misverstanden over
bestaan. Verantwoordingsdag, de Derde Woensdag in mei, Woensdag Gehaktdag, het
zegt veel mensen niets. Maar dat laat onverlet dat zij tegelijkertijd willen dat
politieke beloften worden waargemaakt, dat nieuwe regels worden gehandhaafd. Aan
controle valt dus niet te ontkomen. De strengheid ervan moet echter niet zo
meedogenloos zijn dat ambtenaren meer bezig zijn met zich in te dekken tegen een
mogelijke berisping, dan creatief zoeken naar een pragmatische aanpak voor
maatschappelijke vraagstukken. Departementale accountantsdiensten, ‘operational
auditors’, de interdepartementale accountantsdienst, de Algemene Rekenkamer, de
Tweede Kamer, de ‘controletoren’ heeft de afgelopen jaren aan hoogte gewonnen.
Als het nieuwe kabinet de ambitie van ‘minder regels’ serieus wil nastreven, dan
kan de samenhang binnen de controletoren niet onbesproken blijven. Een
doelmatigheidstest is dan ook hier gewenst. Het zou de Algemene Rekenkamer niet
misstaan hierin voorop te gaan. Dat getuigt van meer respect dan die pesterige
terechtwijzing…
Daan Vorán
(eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van 22 mei
2003) |
|
11 - Pa-sagne
Mag ik u eens een gewetensvraag stellen? Ik hou nogal van koken. Steeds
als ik iets Italiaans maak, verbaas ik me over de algemene bereidingswijze van
de pasta, zoals die op het pak staat aangegeven. Breng een ruime hoeveelheid
water aan de kook: 4 liter voor 500 gram! Houdt u zich letterlijk aan dergelijke
aanwijzingen? Gebruikt u van die grote pannen voor het koken van macaroni of
spaghetti? Als u het niet verder vertelt wil ik hier wel bekennen dat ik het
niet doe. Ik heb niet eens zo’n grote pan. Gelukkig heb ik tot op heden nog geen
inspectie op het Italiaans koken aan mijn broek gekregen. Anders zou mijn
reputatie in de straat ernstig geschaad kunnen worden. Nu scheppen mijn dochters
nog op over de kwaliteit van vaders lasagne. Niets lekkerder dan
Pa-sagne…
Ik hou er in het algemeen niet van als er bij mij in de keuken wordt gekeken.
De vrije interpretatie van de kookvoorschriften, de ontspannen omgang met de
hygiëneaanbevelingen… ik zou niet graag in de positie komen dat u mij daar
kritisch over gaat bevragen.
Ben ik anders dan u? Als het om de commerciële keukens van de horeca gaat
zijn we in ieder geval allemaal veel strenger dan thuis. Terecht, hoor ik u
denken. Je wilt niet graag wat oplopen als je uit eten gaat. Maar hoe ver moet
die strengheid gaan? Onlangs klaagde een restaurateur in een krant over de vele
regels die op zijn bedrijfsvoering van toepassing zijn. En wat voor
controlemaatregelen daaraan zijn verbonden. Zo moet per dag op controlestaten
worden aangegeven of het bestek is afgewassen en hoe het is opgeborgen. Om de
zoveel tijd komt er dan een inspectieteam langs om te kijken of de staten goed
zijn ingevuld. Nou, zei die man, je denkt toch zeker niet dat ik elke dag die
staten bijhoud. Eens in de week vind ik mooi genoeg. Maar om geen slapende
honden bij de inspectie wakker te maken gebruik ik voor elke dag een andere
balpen…
Misschien zit er een demagogische vertekening in dit verhaal. Maar lopen we
niet elke dag tegen regelgeving aan, waarvan we denken: ik begrijp iets van de
intentie, maar hebben we dit echt gewild? Dat het roken in de werkomgeving wordt
teruggedrongen, prima. Maar dat er in cafés’s niet meer mag worden gerookt, dat
bejaarden, psychiatrisch patiënten en gevangenen niet meer mogen roken omdat zij
leven in de werkomgeving van het verzorgende personeel? Dat je je moet
legitimeren bij het afhalen van een paspoort, prima. Maar dat je je twee maal in
persoon moet melden, namelijk ook al bij het inleveren van je aanvraagformulier?
Vroeger kon ik erop wachten, nu moet ik twee maal te verzuimen voor zoiets
eenvoudigs als een reisdocument.
Het kabinet heeft zichzelf een motto meegegeven: meedoen, meer werk, minder
regels. Vooral dat laatste intrigeert me. Minder regels. Zou het lukken? Gunnen
we elkaar een beetje vrijheid van handelen? Weten we de controlfreak in
ons zelf te bedwingen? Ik ben benieuwd…
Daan Vorán
(eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van 19 juni 2003)
12 - Johan Stekelenburg
Herfstvakantie 1993. Er wordt nog een afzakkertje genomen, na afloop van
het FNV-congres. De voorzitter loopt naar mijn jongste dochter, dan negen jaar,
en vraagt haar: weet je wel wat je vader doet? De meeste kinderen brengen dan
van verlegenheid geen stom woord uit. Niet mijn dochter. Hij schrijft van die
stomme verhaaltjes en jij leest ze voor, riposteert ze gevat. Het is even stil,
maar dan barst Johan Stekelenburg tot mijn opluchting in een bulderende lach
uit. Ik zag me als nieuwbakken spookschrijver al door de grond zakken…
Als collega’s zeiden we vaak tegen elkaar: het is een feest met die man te
werken. Stekelenburg was een mediafenomeen. Waar die ook kwam, wat die ook deed,
hij trok de aandacht van de media. Je kon wel proberen hem terzijde te schuiven.
Maar dat was meestal tevergeefs. Zoals Koos Andriessen als minister van
Economische Zaken mocht ervaren. Net als Bill Clinton nodigt hij de crème de la
crème van het bedrijfsleven uit om een dag lang te brainstormen over
globalisering van de wereldeconomie. De FNV-voorzitter wordt op het laatste
moment uit het draaiboek geschreven. Voor Stekelenburg geen probleem. Dan gaat
hij toch gewoon als belangstellende naar de door ons Koos Clinton-show gedoopte
bijeenkomst in een Hilversumse tv-studio. Met zijn mooiste rode colbertje valt
hij enorm op tussen de antracietgrijze pakken. Geen camera, geen microfoon, geen
opschrijfboekje van de aanwezige journalistiek ontgaat het. Met als gevolg dat
Andriessen hem bidt na de lunchpauze naast hem op de voorste rij te komen
zitten.
Enige tijd later doet zich iets vergelijkbaars voor. Vier ambtenarenbonden
willen een nauwere samenwerking aankondigen. Of Stekelenburg ook bij de
persconferentie in Nieuwspoort wil zijn. Uiteraard, zegt hij. Maar mijn
collega-bondsvoorlichters willen toch graag iets van de eer voor hun eigen
voorzitter reserveren. Dus hij mag pas op het eind van de persconferentie wat
zeggen. In het besef van de onverbiddelijkheid van de media maak ik me er niet
echt druk over. En ik krijg gelijk. Zijn entree wordt gevolgd door alle
camera’s. De spotlights gaan pas aan als hij het woord krijgt. In alle
krantenstukjes wordt hij geciteerd. Terwijl slechts een enkele bondsvoorzitter
in een enkel stukje wordt aangehaald.
Stekelenburg bewoog zich gemakkelijk in het openbaar. Zijn charme, zijn
charisma deed menigeen voor hem innemen. Daarachter zat echter naast een groot
inlevingsvermogen een fenomenale dossierkennis. Daar verkeek menigeen zich op.
Er wordt in het Haagse wereldje van vandaag gediscussieerd over een scheiding
tussen politieke en ambtelijke voorlichting. Zoals ze dat in Groot-Brittannië
kennen. Maar wie het onderzoek naar het opleuken van het Irak-dossier volgt,
wordt daar niet vrolijk van. Mijn ervaringen met Stekelenburg leren dat vorm en
inhoud niet los van elkaar kunnen worden gezien. Je moet eerst weten waar je het
over hebt, weten wat het voor mensen gaat betekenen, voordat je iets kan melden.
Spookschrijverij, mannetjesmakerij, spindoctoring, het baat de politicus niet
als er geen kerel in hem steekt. Politici die nog steeds op zoek zijn naar het
antwoord op het Fortuyn-effect, kunnen in dat opzicht een voorbeeld aan
Stekelenburg nemen.
Daan Vorán
(eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van 28
september 2003) |