Het is nu zondag 7 januari. Als ik aan mijn weblog begin is het net half tien
uur geweest. In plaats van het business centre in Eco Resort zit ik nu in het
internet cafe tegenover de uitbreiding van hotel Torarica. Bij Eco Rresort kon
ik niet terecht, wat me nog niet eerder overkomen is. Geeft me in ieder geval de
gelegenheid om deze nieuwe dienstverlening uit te proberen. Het is een
internetcafe als overal elders in de wereld. Twee grote tafels met in totaal 12
pc's. Aan de andere tafel zit in een echtpaar dat ook in Eco Resort verblijft.
Je komt overal dezelfde mensen tegen. Zoals gisteren ook bleek bij onze tocht
naar Peperpot, Fort Nieuw Amsterdam en Frederiksdorp.
In een tropische plensbui vertrokken we om kwart over acht met een busje naar
Peperpot. Een kwartiertje eerder, kort voor de hemel zich opende, was een
gezelschap van vier mensen uit Eco Resort op de fiets weggegaan. We zouden ze op
iedere stop tegenkomen. Op Fort Nieuw Amsterdam vroeg ik een van hen hoe het was
om zo in de regen te fietsen. Een poncho had ze nog een beetje droog gehouden.
Ze bleken uit Heemskerk te komen en de volgende dag al weer terug te gaan.
In onze bus hernieuw ik de kennismaking met architect Philip Dikland, een van
de mensen die zich druk maakt over de koffieloods op de plantage Peperpot. Hij
is de enige die er echt op gekleed is. Met enig jeugdig enthosiasme spat hij
vrolijk met zijn laarzen in de modderplassen als we laatste kilometer lopend
moeten afleggen. De weg is gewoon te slecht om met het busje verder te gaan. De
anderen zoeken zorgvuldig de enigszins droge delen van het schelpenpad op.
Verbaas me over mijn eigen sprongkracht als de enige uitweg toch echt niet
anders is dan over de plas heen te springen.
De
koffieloods staat er beduidend beter bij dan anderhalf jaar geleden. Daar waar
alles in de omgeving enigszins scheef getrokken is, staat het er nu als een
toonbeeld van kaarsrechtheid bij. Met het geld dat OCW ter beschikking heeft
gesteld is het verval gestuit, zijn oude delen vervangen en is het houten skelet
enorm verbeterd. De vervangen delen zijn goed herkenbaar aan de oranje en de
purperroze menie. Dikland vertelt nog eens met veel verve de geschiedenis en de
cultuurhistorische waarde van de loods. Dat hij ooit ergens anders had gestaan
en naar hier was verplaatst. Dat de plantage tot 1996 in bedrijf is geweest,
hetgeen nog goed merkbaar is in de koffiedrogerie. Het lijkt daar net alsof
eergisteren de stekker eruit is gehaald. En Dikland vertelt van zijn ambities
met de loods. Er zou een weg moeten komen vanaf de Wijdenbosch-brug naar de
Peperpot, het liefst nog 20 kilometer doorgetrokken naar de in aanbouw zijnde
Bilitonbrug en als het kan nog weer 30 kilometer verder naar een in de planning
zijnde andere brug. Het zijn deze gedachten die bij het de dag afsluitende
etentje in Suriany - ook al weer tegenover Torarica - de meeste tongen losmaakt.
Hoe realistisch is dit, vragen we ons collectief af.
Het
volgende reisdoel is Fort Nieuw Amsterdam. Daar worden we hartelijk welkom
geheten door Stanley Sidoel, de nieuwe directeur Cultuur van het ministerie van
Onderwijs. Als zodanig is hij de opvolger van John Pawiroredjo, die we bij
eerdere gelegenheden hebben ontmoet. Sidoel leidt ons rond, luistert aandachtig
naar alle suggesties. Maandag gaat hij wat serieuzer met Jaap Hulscher van
Stadsherstel en Erik Schilp van het Zuiderzeemuseum verder praten. Kijken of er
levensvatbare vormen van samenwerking zijn te ontwikkelen. Eigenlijk moet Fort
Nieuw Amsterdam iets terugkrijgen van de glorie die het tot voor enige tijd
geleden had. Een plek voor mensen uit Paramaribo om in het weekend met de
kinderen naar toe te gaan, iets op te snuiven van de Surinaamse geschiedenis en
cultuur, maar ook om te picknicken en de kinderen zich te laten uitleven in een
speeltuin. Nu is er van alles iets, maar in het totaal is het niet veel. Er zijn
enkele brand- en lijkkoetsen, er is een oud lichtschip waar niemand meer bij kan
en er zijn enkele kanonnen waarop met grote letters is gekalkt: 'Blijf ver van
die kanon, Zeer gevaarlijk". De affuiten zijn namelijk zo vervallen,
wordt ons uitgelegd, dat kinderen als ze in hun uitgelatenheid de kanonnen
beklimmen, deze wel eens kunnen omvallen en ze dan daar wel eens onder terecht
kunnen komen. We krijgen allemaal een foldertje met de wandelroute over Fort
Nieuw Amsterdam, waarop de stervormige aanleg zoals Simon Stevin ooit heeft
ontwikkeld en die bijvoorbeeld in de vestingsteden Naarden en Boertange is
uitgevoerd, helder zichtbaar is. Alleen, merkt een onzer op, daarvan zie je als
je daar rond loopt niet zoveel. Weer is een suggestie geboren voor het gesprek
met Sidoel.
Dan
trekken we verder naar Frederiksdorp. Bij Marienburg nemen we de boot en steken
de rivier over. De eigenaar, Ton Hagemeijer, is er niet. Maar zijn vrouw zorgt
goed voor ons. Een stevige bami-, nasi- en kiplunch, afgeblust met wat Parbo,
smaakt voortreffelijk. Na de lunch krijgen we een stevige wandeling van zo'n 20
minuten voorgeschoteld naar Marienbosch. In de planterswoning daar woont een
Brits-Guyanees echtpaar als een soort kraakwacht. De man schiet snel een
overhemd aan als hij ons zit naderen. Huis en omgeving zien er uitstekend
onderhouden uit. Hun gastvrijheid gaat zo ver dat als we onze schoenen uit doen
ook even binnen mogen kijken. In het Engels mopperen ze wel een beetje. Daar
waar 'buurman' Hagemeijer wel met behulp van overheidssubsidie Frederiksdorp
heeft mogen opknappen, daar moeten zij iedere financiele ondersteuning
ontberen.
Zowel op de wandeling heen als de wandeling terug wordt de fitheid van ons
stevig getest. In Tour-termen gaan we als een langgerekt lint over het
nauwelijks dertig centimeter brede pad. Het peleton is volslagen uiteen
geslagen. Op de steiger zeigen we een voor een met grote tussenpozen neer op een
bank. Een van ons die de wandeling op waterslippers aan dacht te kunnen, komt op
blote voeten binnen. Een van de slippers had het volledig begeven en dan is het
toch maar beter ook de andere uit te doen. Ach, in dat deel van Suriname lopen
wel meer mensen blootvoets. Op de boot probeert hij zijn voeten te wassen. Een
ander doet dat ook, maar verliest daarbij een van zijn plastic schoenen. Hij mag
de overblijvende slipper lenen en kan zo het laatste stukje lopend naar de bus
afleggen.
Terug in Paramaribo zijn we net op tijd bij Fort Zeelandia voor de wandeling
met mevrouw Cynthia McLeod, de Surinaamse Hella Haasse. Ik verontschuldig me
voor de modderspatten op mijn broek en de zwaar bemodderde schoenen. Ze neemt
het luchtig op. Een uiterst interessante en ontsapnnen wandeling van ruim twee
uur volgt. Even heb ik de indruk dat ze ons gezelschap examen wil afnemen.
Iedere uitleg begint met een vraag, maar gelukkig vult ze zelf snel de pauze die
dan valt in met het antwoord. "Waarom staat het jaartal 1667 in de muur van Fort
Zeelandia? Bij de Tweede Engelse Zeeoorlog hebben de Zeeuwen snel drie schepen
met ieder twee kanonnen naar Suriname gestuurd en het in aanbouw zijnde fort op
de Engelsen buitgemaakt. Daar hadden ze maar twee kanonnen, dus binnen een uur
was het geregeld." Daarna wordt de voettocht vervolgd naar de
waterkant. Daar wijst ze op de Louisiana-stijl van bouwen. Na de
grote brand van 1821 waren vele houten woningen in de vlammen opgegaan. De
architect Johann Voigt had een deel van zijn opleiding in Louisiana gevolgd en
daar enthousiast geworden van de bouwstijl daar. Het kenmerk daarvan zijn de
veranda's en de balcons. Die kenden de huizen aan de waterkant, laat staan in
heel Paramaribo niet.
We smaken het genoegen in een van de huizen te mogen. Het is het kantoor van
scheepsbevrachter Michael Vervuurt. Eerst laat hij ons in het souterrain. Daar
heeft hij een bar ingericht en krijgen we allemaal een drankje aangeboden.
Brutaalweg zeg ik, als u iets te drinken aanbiedt heeft u vast ook een toilet.
Zijn gastvrijheid groeit nog meer, door in reactie daarop ook de bovenetages
toegankelijk te maken. Het toilet is op een bovenetage en verre van historisch
ingericht. Integendeel, een uiterst modern toilet, naast een zeer fraai
vormgegeven jacuzzi, is voor ons beschikbaar. Dat is wat anders dan de
gemakshuisjes die we op de kampong rondom de Peperpot hadden gezien, maar ook
dan het toilet op Fort Nieuw Amsterdam.
Een afknapper is als we later weer langs die mooie huizen aan de Waterkant
lopen. Af en toe wil je zeggen dat je vooruitgang ziet. Fort Nieuw Amsterdam
ziet er onmiskenbaar opgeruimder uit, dan bij vorige visites. Tijdens de busreis
heb je de indruk dat de boel er toch veel aangeharkter uitziet dan je je van
vorige gelegenheden herinnert. Maar als je dan langs het eerste huis aan de
Waterkant loopt merk je aan de plastic etensbakjes en de kartonnen drinkbekers
dan herken je daaraan de restanten van een picknick op de stoep. Het ervaart als
een klap in het gezicht.
Er is nog zoveel meer te zeggen over de wandeling met Cynthia McLeod. Maar ik
wil haar niet in de wielen rijden, want ze gaat het allemaal nog in een boek
verwerken. Als medewerker van het ministerie van Financien kan ik natuurlijk
heen om het verhaal van het Financien-gebouw in Paramaribo aan het
Onafhankelijkheidsplein. Eerst was er links ervan het 'Rode Hof', de hoogste
rechterlijke instantie. Toen was er rechts de 'Secretarie', de administratie van
de Kolonie, nu het ministerie van Binnenlandse Zaken Daartussen waren
slavenhuisjes, maar met de komst van deze kantoren waren die overbodig geworden.
Daar moest het stadhuis van Paramaribo komen, dacht gouverneur baron Van
Heeckeren. Toen het af was, vond baronesse Van Heeckeren dat er een toren op
moest. Want wat is nu een stadhuis zonder toren? Met tegenzin heeft dezelfde
architect als die van de woningen aan de Waterkant, Johann Voigt, er een toren
opgezet, die enigszins buitenproportioneel is. Na dit vertelt te hebben lokt
McLeod ons wat verder naar voren en vraagt van wie het hoofd is dat boven de
ingang prijkt. Niemand ziet er iets herkenbaars in, maar zij legt snel uit
voordat we enige verlegenheid voelen, dat het koning Willem III is? En waarom,
hoewel het de slechtste vorst was die Nederland ooit heeft gehad? Omdat hij de
wet heeft getekend waarbij de slavernij is afgeschaft. Bij de viering van 50
jaar afschaffing van de slavernij is de plaquette aangebracht.
Na
een wandeling waarbij ze wijst op de vervallen staat van de panden die in
overheidshanden zijn in vergelijking met de particuliere panden, vertelt van de
merkwaardige geschiedenis van de Kathedraal van Paramaribo, dat in feite een
houten omhulsel is van een oorspronkelijk Joods Theater, komen we uiteindelijk
bij het huidige ministerie van Arbeid, Technologie en Milieu. We gaan op de
trappen zitten en krijgen wat te drinken aangeboden. Dan verhaalt ze van de
vrije negerin Elisabeth Samson, die in de achttiende eeuw een verzoek in heeft
gediend om met een blanke man te trouwen. Ze was toen enorm rijk. En slechts om
die ene reden kreeg ze toestemming, maar die had zolang op zich laten wachten
dat de bruidegom al was overleden.
Er
waren altijd onvolledige verhalen over de herkomst van de rijkdom van Elisabeth.
De meest gehuldigde gedachte was dat ze dat ge-erfd zou hebben van een rijke
man. Maar zo was het niet. Ze was een vrijgeboren negerin en heeft langs
verschillende wegen haar vermogen bijelkaar gegaard. Ze had onder meer eigen
plantages en liet daar zelfs slaven en slavinnen op werken. Het huis waar we op
de stoep zitten, was van haar. McLeod is daar na een jarenlange speurtocht
achter gekomen. Haar overleden man was op enig moment ambassadeur voor Suriname
in Brussel en dat verschafte haar de mogelijkheid om vele malen aar het
rijksarchief in Den Haag te reizen. Tot vervelens toe, wat haar man betrof. Maar
wat bleek? Haar man had voor zijn diplomatieke loopbaan jarenlang gewerkt bij
het ministerie van Arbeid, het ministerie dat sinds jaar en dag is gevestigd in
het pand van Elisabeth Samson. Zeer waarschijnlijk was de slaapkamer van
Elisabeth jarenlang zijn werkkamer. En zo komen twee geschiedenissen toch in een
verhaal samen. Een applaus was toen haar deel.
Zaterdag was dus een vermoeiende dag. Alle aanleiding om het vandaag wat
rustig aan te doen. Verwacht om 2 uur weer mijn oud-klasgenoot Marjan van Kats
te treffen. Om even bij te praten. De anderen zijn, nog rood verbrand en stijf
van de vermoeienissen van gisteren, weer de boot op gegaan. Heb dat tochtje al
eerder gemaakt. Dus ik voel me ge-excuseerd.
Jeroen Sprenger, zondag 7 januari 2007