PvdA-dedain over oudenmannenvakbeweging moet stoppen
“Het pleidooi dat ik altijd binnen de heb gehouden voor een meer strategische samenwerking met de vakbeweging en een programma gericht op emancipatie in de arbeid is meer dan ooit geldig. Het dedain in mijn partij over ‘oude mannenvakbeweging’ die alleen maar voor insiders opkomt, moet stoppen”. Ruud Vreeman kijkt in “Lerend leven” terug op zijn werk als vakbondsman, Kamerlid en burgemeester en trekt uit zijn ervaringen enkele lessen. Ondanks alle turbulentie verklaart hij zich nog steeds verwant met het ‘oude links’.
Het voortijdige vertrek als burgemeester van Tilburg is Ruud Vreeman niet in de koude kleren gaan zitten. Tijdens een vakantie in Key West Florida snuift hij de sfeer op van zijn favoriete blues-muziek en laat hij zich inspireren door een uitspraak van de schrijver Ernest Hemingway, die daar jarenlang heeft gewoond en gewerkt: “Een mens kan wel vernietigd worden, maar niet verslagen.” Enigszins caleidoscopisch volgt hij zijn loopbaan, vanaf middelbare school tot het burgemeesterschap. Hij karakteriseert zichzelf daarin eerder als ‘meesterknecht’ dan als ‘kopman’. Of als ‘keeper’. “Achtervangers in het honkbal en keepers fluisteren. Ik ben jarenlang hockeykeeper geweest. Ik ga in dit boek fluisteren.” Het noemt zijn talenten een tegenstrijdige optelsom. Daarin laat zich een spanning kennen tussen de kleurrijke dissident en beroepsmatige conformist. Maar daarbinnen is een inhoudelijke rode draad, de fascinatie voor het bijzondere van het alledaagse. Hiervan wordt hij zich voor het eerst bewust tijdens zijn studententijd in Groningen als deelnemer in de Temagroep Noord-Nederland. “Fascinatie voor arbeid, voor mensen die bezig zijn met dingen die ik niet kan. En respect voor het vakmanschap.” Vreeman is hier nooit meer van losgekomen.
In Groningen leert hij ook de vakbondshistoriscus Ger Harmsen kennen en de door hem later als ‘narcist’ ontmaskerde Pim Fortuyn. Met Harmsen blijft de relatie altijd vriendschappelijk, zodanig dat hij door Harmsen wordt gevraagd op zijn begrafenis te spreken. Harmsen was vooral gecharmeerd door de verbinding tussen vakbeweging en partij die in zijn persoon samen kwamen. Van Fortuyn, met wie hij het jarenlang goed kan vinden, neemt hij per brief afscheid. Tijdens een bijeenkomst begin jaren negentig waar beiden spreken, schoffeert Fortuyn Vreeman, die dan net PvdA-voorzitter is, met een betoog “Van socialisme naar nationaal-socialisme”. “Het is beter dat we geen contact meer hebben”, schrijft Vreeman hem.
In zijn loopbaan heeft Vreeman menig conflict gehad. Het is daarbij incasseren en uitdelen. “Uiteraard heb ik ook mensen gebruuskeerd en afgewezen. Zeker in mijn vakbondstijd deelde je mensen al snel in voor- en tegenstanders in. Dat ging nogal eens gepaard met een zekere botheid, die vaak geen recht deed aan de intenties van een ander”. Maar als aan zijn integriteit wordt getwijfeld, trekt hij een streep. Bekend is zijn vertrek bij de Industriebond als hij merkt dat naar aanleiding van zijn openbare voorkeur voor Johan Stekelenburg als opvolger van Arie Groenevelt, zijn doopceel wordt gescreend bij de BVD. Daar staat hij als ‘gevaarlijk radicaal’ bekend. “Ik was verbijsterd en voelde meteen dat hier een grens overschreden werd. Op een niet integere manier werd mijn integriteit ter discussie gesteld. Later, toen ik tot voorzitter van de Vervoersbond was gekozen, heeft Bé van der Weg daarvoor zijn excuses aangeboden.” In zijn laatste conflict staat Hans Smolders, de voormalige privé-chauffeur van Pim Fortuyn, centraal. Smolders is de leider van de naar hem genoemde Lijst Smolders Tilburg (LST) in de gemeenteraad. Vreeman wordt door hem herhaaldelijk als ‘fraudeur’ betiteld, maar dat laat hij over zijn schouders afglijden. Hij heeft aanwijzingen dat Smolders geld gevraagd heeft voor een stem ten gunste van een shopping mall. Zolang het justitieel onderzoek daarnaar loopt, durft hij het niet aan om de gemeenteraad te informeren over een nieuwe financiële tegenvaller bij een ander heet hangijzer in de Tilburgse politiek, het theater van Adje. De raad accepteert zijn ziuenswijze niet en zegt het vertrouwen op. “De samenwerking met mij was niet meer goed werkbaar. Ik was het daarmee eens, ook ik voel niets voor samenwerking met diegene in de raad die integriteitskwesties relativeerde.”
Ruud Vreeman heeft na de WAO-kwestie in 1991 met Felix Rottenberg de leiding op zich genomen van de PvdA. Zijn geschiedenisleraar op de middelbare school, Jaap Meijer, die hem dan al ‘de professor’ noemt, is van hun aanpak niet zo kapot. Het is hem allemaal veel te reclameachtig en te weinig ideologisch. Meijer schampert: “De PvdA is toch voordeliger”. Hoewel Vreeman daar zelf toch wat tegenwicht aan probeert te bieden, moet hij vaststellen dat geleidelijk aan de vakbondsinvloed vermindert, in personen, maar bovenal in gedachtegoed. Hij heeft geen affiniteit met de hang naar het Angelsaksische model in de arbeidsverhoudingen, met het ten voorbeeld stellen van Amerika. Hij stelt daar de ervaring die hij samen met Paul Rosenmöller met de voedselbank in New York heeft opgedaan. Hij blijft overtuigd voorstander van het Rijnlandse model. Duitsland heeft niet alleen economisch de zaken op orde, maar ook een kleinere armoedeproblematiek dan de Angelsaksische landen. “Een tweedeling in onze samenleving van enerzijds werknemers die met hun kennis openstaan voor de globaliserende economie en anderzijds de lager geschoolde werknemers die zich daardoor bedreigd voelen, moet overbrugd worden. Wie zijn het eigenlijk die opkomen voor de schoonmakers, werknemers in distributiecentra en postbezorgers? En zitten de meeste jongeren niet nog steeds op het VMBO?”
Van Ger Harmsen heeft Vreeman geleerd dat ‘idee en beweging’ met elkaar moeten worden verbonden. Zelf heeft hij daar altijd ‘organisatie en uitvoering’ aan toe. Bij een mediatraining als Kamerlid is hem ooit het grapje voorgehouden: “Wat is de overeenkomst tussen een vlieg en een politicus? Ze kunnen allebei door een krant worden gedood!” Hoe waar dat ook mag zijn, het brengt Vreeman niet van zijn stuk om de inhoud centraal te blijven stellen. En daarbij het verleden niet uit het oog te verliezen. “Het van buitenaf invliegen van oplossingen helpt niet”. Hij houdt het de gemeentes Zaandam en Tilburg voor, maar het kan net zo goed opgaan voor partij en vakbeweging. “Nieuwe ideeën zijn nodig, maar die moeten een verband hebben met de bestaande stad en het verhaal dat bij de stad hoort. Soms zijn plannen of richtingen nodig die contrasteren met de paden die tot dan toe zijn begaan. Dat vraagt om een indringende dialoog. We moeten op zoek naar de krachtbronnen, omdat daar de thermiek is te vinden. Kortom, tussen de vernieuwingsideeën en het DNA van de stad moet een verband zijn.”
De ‘kopmannen’ van vakbeweging en partij hebben het moeilijk, binnen hun eigen organisaties, terwijl hun organisaties geen affiniteit naar elkaar uitstralen. Dedain van de één staat tegenover de argwaan van de ander. ‘Meesterknecht’ Ruud Vreeman geeft ze in ‘Lerend leven’ advies. Resultaten van het verleden bieden geen garantie op succes in de toekomst. Maar een indringende dialoog zal het ook niet in de weg staan.
Jeroen Sprenger
Ruud Vreeman, Lerend leven, uitgeverij Conserve, Schoorl, 2011, verkoopprijs € 16,50