Bouw- en Houtbonden in bezettingstijd
Schipperend tussen aanpassing en verzet
Aan het begin van de bezettingstijd weten maar weinig mensen direct wat ze doen staat. Zij leggen de basis voor het verzet. Anderen passen zich aanvankelijk aan. De een langer dan de ander. In de hoop en het vertrouwen dat het daardoor wel zal meevallen. En dat er van het eerder verworvene nog wat te redden valt. Vaak is op het ene standpunt het etiket goed' geplakt. En op het andere 'minder goed' of zelfs `fout'. Maar zo eenvoudig kan er niet worden geoordeeld. Dat wordt eens te meer duidelijk als het functioneren van de bouw- en houtbonden, de voorlopers van de Bouw- en Houtbond FNV tijdens de bezettingstijd wordt bekeken. Oordelen doet dan niet ter zake. Het gaat er veel eer om zich rekenschap te geven van de dilemma's waarvoor men heeft gestaan.
Als in de vroege morgen van 10 mei 1940 Duitse bommenwerpers Schiphol naderen, genieten enkele Hattemer polderjongens, die daar overdag bezig zijn met kabelleggen, van hun nachtrust. Als de strijd later op de dag luwt, trekken zij naar Amsterdam. Rechtstreeks naar het kantoor van hun bond, de Algemene Nederlandse Bouwarbeidersbond (ANB) in de Vondelstraat. Het is de bond die ervoor zorgt dat ze eten en onderdak krijgen. Als ze enkele dagen later weer naar Hattem kunnen terugkeren, vertellen ze aan een ieder die het horen wil: de bond bestaat nog en heeft ons niet in de steek gelaten.
Teleurstelling
Op 14 mei 1940
wordt Rotterdam gebombardeerd. De stad staat in brand. De jonge
steenhouwer Arie Dijksman, sinds enige tijd lid van het
afdelingsbestuur van de ANB, gaat snel naar het afdelingskantoor,
in de verwachting daar de overige afdelingsbestuurders te vinden.
Tot zijn teleurstelling zit de deur op slot. Na de capitulatie op
15 mei leest hij in de krant een bekendmaking van de Duitse
bezettingsmacht. Iedereen, ook vakbondsbestuurders, dient op zijn
post te blijven. Aftreden zou als een Duits vijandige daad worden
beschouwd. Het eerste wat in zijn hoofd opkomt is: ik moet een
vijandige daad stellen. En vervolgens bedankt hij schriftelijk voor
het lidmaatschap van het afdelingsbestuur. Opnieuw wordt hij
teleurgesteld in zijn bond. In het bondsblad worden mensen als hij,
die er geen enkel vertrouwen in hebben dat er met de bezetter kan
worden samengewerkt zwaar bekritiseerd. Als je helemaal niets
schrijft, denkt Dijksman, dan is dat tot daaraan toe. Maar
schrijven: wij zijn de flinkerds..
Open blik
De gebeurtenissen die
zich in de dertiger jaren in Duitsland voltrekken, gaan niet
ongemerkt aan de vakbeweging voorbij. Ondanks de afschuw over de
barbaarsheid van het Hitler-regime worden er nauwelijks maatregelen
getroffen voor het geval de Duitsers Nederland zouden binnenvallen.
Enkele bonden zoals de RK Bouwarbeidersbond St. Joseph brengen een
deel van hun vermogen in Engeland of de Verenigde Staten in
veiligheid. Daar blijft het bij.
Voor de oppervlakkige waarnemer vallen de eerste weken en maanden
van de bezetting mee. In de vakbondsbladen wordt af en toe
geschreven dat het verleden niet zal terugkeren en dat er gebouwd
dient te worden aan een nieuw Europa. In ieder geval wordt keer op
keer benadrukt dat iedereen op zijn post moet blijven. Al op 15 mei
1940 schrijft het ANB-bestuur aan de afdelingsbesturen dat er
maatregelen getroffen worden om de bond ook in deze buitengewone
omstandigheden te laten functioneren.
"Indien enigszins mogelijk en indien de overheid ons daartoe de
gelegenheid geeft, zullen de rechten waarop de leden aanspraak
kunnen maken, gehandhaafd blijven. Dan zal de Werklozenkas blijven
functioneren en zullen ook andere uitkeringsbepalingen zoals de
ziekte- en ouderdomsuitkering blijven gelden. Laten wij allen op
onze post blijven en met grote stiptheid onze plicht doen, dan zal
niemand ons enig verwijt kunnen maken en zullen wij, wie dan ook,
met een open blik in de ogen kunnen zien."
"Niet versagen"
In zijn wekelijks
openingsartikel in de RK Bouwvakarbeider schrijft Jan Andriessen,
de voorzitter van St. Joseph, in de eerste weken van de bezetting:
"Wanneer er gebeurtenissen plaatsgrijpen zoals in de laatste weken
dat het geval is geweest, dan moge een ogenblik de geest met
verbijstering geslagen zijn, lang duurt het niet. Dan ontwaakt
weer, ook in onze katholieke arbeiders, die echt Nederlandse
eigenschap van doorzetten, van niet versagen, van taai volhouden.
Dan veert de geestkracht wederom op en voelt men zich gedwongen,
ook door de arbeid in onze katholieke arbeidersbeweging, beweging,
medearbeiders, land en volk te dienen."
Binnen het NVV wordt voorvoeld dat de bezetter na enige tijd wil
gaan toewerken naar de vorming van een grotere eenheid binnen de
vakbeweging. Om een gedwongen samenvoeging voor te zijn, zoekt
NVV-voorzitter Evert Kupers steun bij zijn collega's De Bruijn
(RKWV) en Stapelkamp (CNV) voor een vrijwillige verregaande vorm
van samenwerking. Hij vangt bot, net als bij de pogingen, die hij
voor de oorlog heeft ondernomen. Ook Andriessen voelt er niet zo
veel voor. "De landgenoten-initiatiefnemers voor het streven naar
een algemene organisatie zijn schijnbaar van oordeel dat de
bijzondere omstandigheden waaronder wij leven geschikt zijn om hun
ideeën te propageren en te pogen ze gestalte te doen
aannemen."
Wel ontwikkelt Andriessen een voorstel tot federatieve samenwerking
van de bouwarbeidersbonden. Hij sluit daarmee aan op de vorming van
een federatie die door bouwwerkgeversorganisaties tot stand is
gebracht. Beide federaties zouden - in zijn gedachtegang - de
bedrijfstak in corporatieve zin moeten gaan besturen. Zijn plan
wordt door het Verbondsbestuur van het RKWV aan de betreffende
instanties van de bezetter voorgelegd, maar vindt daar geen
gehoor.
Bevoegdheden
Op 16 juli 1940 worden het
Verbondsbestuur van het NVV en de voorzitters van de aangesloten
bonden in het Amsterdamse Hotel Parkzicht bijeengeroepen. Daar
krijgen ze te horen dat de NSB-er Woudenberg tot Commissaris is
benoemd. Aan hem worden alle bevoegdheden van de besturen van de
centrale en de bonden verleend.
Er zijn bondsbestuurders die oproepen gezamenlijk het bijltje erbij
neer te leggen, maar daarvoor is geen meerderheid te vinden. Ook
niet als op dezelfde dag nog Evert Kupers en Simon de la Bella
worden ontslagen Enkele weken later wordt ook C. Lammers, de
voorzitter van de Algemene Bond van Meubelmakers en Houtbewerkers
(ABMH), ontslagen en wordt de NSB-er K. Wentink als zijn opvolger
aangewezen. Er zijn individuele NVV-ers die de aanstelling van de
NSB-propagandisten en het ontslag van met name joodse bestuurders
niet mee willen maken. Zoals Arie Dijksman eerder heeft gedaan,
stappen zij uit hun organisatie. Er zijn er, zoals de
ABMH-bestuurders Spaltman en Hiestand die hun ontslag aanbieden
maar dat uiteindelijk weer intrekken teneinde de bond niet geheel
in nationaal-socialistische hand te brengen. Alleen in district
Twente komt het NVV collectief in verzet. Functies worden
neergelegd. Propagandamateriaal wordt teruggestuurd.
De Almelose timmerman Jan Veldhuis is 24 jaar als de oorlog
uitbreekt. Hij ligt dan als soldaat even achter de Grebbelinie. Als
hij na de capitulatie huiswaarts keert neemt hij - als lid van het
afdelingsbestuur van de ANB in Almelo - mee de beslissing om te
stoppen. "Enschede, Almelo, Rijssen hebben steeds gezegd: stap uit
het NVV. Ondanks de oproep van de bondsbesturen. Wij hielden ook
direct op met de uitbetaling van de werkloosheidsgelden. Door Arie
Dooijes werd namens het bondsbestuur druk op ons uitgeoefend om in
ieder geval dat werk voort te zetten. Toen dat niet lukte,
benaderde hij drie kaderleden die jarenlang werkloos waren geweest.
Maar ook zij stuurden hem weg. We zitten zo dicht tegen de grens
aan, zeiden ze hem, we weten wat het nazisme betekent. En ook: als
een tuinman een onkruidje wiedt, dan gooit hij het bij de
mestvaalt. Wij waren 'driedonders' dat het NVV doorwerkte."
Vervolging
De aandacht van de bezetter richt
zich aanvankelijk alleen op het NVV. De katholieke en christelijke
vakbeweging blijven een wat grotere armslag houden om het werk te
doen. Wel moeten zij regelmatig verslag van hun werkzaamheden
uitbrengen aan een contactcommissie.
De gevolgen van de aanstelling van Woudenberg zijn snel voelbaar in
de ANB, de Algemene Nederlandse Schildersgezellenbond en de
Algemene Nederlandse Stucadoorsbond. Is al eerder Jaap van
Achterbergh -vice-voorzitter van de ANB en secretaris van de
Internationale Bond van Bouw- en Houtarbeiders - gearresteerd, na
de aanstelling van Woudenberg tot commissaris over het NVV duikt W.
Roos - de joodse penningmeester van de schildersgezellenbond -
onder. M. Reens - een joodse hoofdbestuurder van de
schildersgezellenbond - weet niet aan zijn vervolging te ontkomen.
De vervanging van Eimert Sinoo, die in augustus 1940 met pensioen
gaat, wordt door Woudenberg geregeld. In zijn plaats wordt S.C.J.
Smit tot ANB-secretaris benoemd. "Het behoeft geen betoog dat deze
voormalige communistische cellenbouwer lid van de NSB was en
daaraan zijn benoeming te danken had," zo zegt later het gedenkboek
'Op het Fundamenten'~ de ANB daarover.
Propaganda
Zo goed en zo kwaad als het gaat
proberen de bouw- en houtbonden hun werkzaamheden voort te zetten.
In de bondsbladen staat de informatie die voor de leden van belang
wordt geacht. Informatie over uitkeringen aan gedemobiliseerden,
over de actie om het broodrantsoen voor stukadoors te vergroten,
omdat ook dat beroep tot de zware beroepen moet worden gerekend,
over de ontslagverordening, over de werkloosheidsuitkeringen en
over de bonnenverzilvering. De Stukadoor schrijft een groot artikel
over de andere wijze van werken in Duitsland voor degenen die daar
aan de slag willen gaan om de werkloosheid hier te ontlopen. Ook
wordt op de gebruikelijke wijze de betekenis van het
vakbondslidmaatschap vanuit verschillende invalshoeken belicht. Om
deze verhalen heen staan - in bladen van de NVV-bonden -
propaganda-artikelen over de opbouw van de nieuwe orde. Deze
artikelen zijn herkenbaar aan de vermelding 'NVV persdienst'. Aan
het eind van 1940 vindt Woudenberg dat de eenheid in het NVV wat
verder moet worden vergroot. Vanaf 1 januari 1941, zo verordonneert
hij, moet er een nieuw weekblad komen, dat onder de naam 'Arbeid'
aan alle NVV-leden wordt gestuurd. "Een verbetering die niet mag
worden onderschat', schrijven de NVV-bladen in hun laatste nummer.
'Arbeid' zal naast de bijzondere edities van vier pagina's voor
elke bond, twaalf pagina's bevatten waarin stof van algemene aard
wordt gebracht. Nieuws uit de grote vakbeweging, voorlichting over
sociaal-economische vraagstukken, maar ook vooral:
ontspanningslectuur, wetenswaardige onderwerpen, een
Vrouwenrubriek, Denksport, Natuurleven, Kunst en Cultuur, alsmede
het dagelijks nieuws van 'Vreugde en Arbeid'.
Fusie
Woudenberg dwingt korte tijd later een
fusie af tussen ANB, schildersgezellenbond en stucadoorsbond. Reeds
voor de oorlog is daartoe - onder leiding van Evert Kupers - een
rapport opgesteld. Fusie zelf blijkt dan echter - het is 1937 -
niet op voldoende steun binnen alle drie de bonden te kunnen
rekenen. Half februari 1941 geeft Woudenberg - nadat hij is
geconfronteerd met strubbelingen binnen het bestuur van de
stucadoorsbond - de drie bonden opdracht de fusie overeenkomstig
het plan van 1937 alsnog ten uitvoer te leggen. Op 27 februari
worden de beslissingen daartoe door de drie bondsbesturen genomen.
Op 1 maart 1941 is de fusie een feit. "De bondsbesturen besloten
deze fusie aan te gaan, daar, indien dit niet zou geschiedde,
misschien op rigoureuze wijze zou worden ingegrepen en de fusie op
minder gewenste voorwaarden toch gedwongen zou worden ten uitvoer
gelegd." De concentratiedrang van de bezetter is begin 1941 nog
lang niet op zijn eind. Steeds verder wordt gegaan op de weg van de
gelijkschakeling. Op 25 juli 1941 komt er een einde aan de
relatieve zelfstandigheid die de confessionele vakbeweging nog
bezit. Dan worden ook het RKWV en het CNV onder de leiding gebracht
van Woudenberg. A.C. de Bruijn en Jos Veldman, bestuurders van
RKWV, worden ontslagen. De overige bestuurders en bondsbestuurders
weigeren hun verdere medewerking. Zondag 3 augustus wordt er in de
katholieke kerken een brief voorgelezen van de bisschoppen. De
plaatsing van het RKWV onder nationaal-socialistische leiding wordt
daarin diep betreurd. Tevens wordt de organisatie van de katholieke
arbeiders verboden verklaard. Een massaal bedanken is het
gevolg.
Gekromde
tenen
De ANB wordt enigszins in verlegenheid gebracht
door de rol die aan de bond wordt toegekend bij de gelijkschakeling
van de confessionele organisaties. Voorzitter Geert Klein laat zich
de eerste oorlogsmaanden weliswaar kennen als een voorstander van
het tegen alle verdrukking in doorwerken. Op vele plaatsen zegt hij
in wisselende bewoordingen: "Thans zijn er die ons grote en grootse
werk zouden willen afbreken. Weliswaar met een bloedend hart - maar
toch - afbreken! Wij zeggen: neen! Zeer positief, duidelijk en
beslist: neen! Wij zijn er trots op te behoren tot het grote leger
van werkers, dat deze vesting der arbeiders - het NVV - heeft
gewrocht. Zolang deze blijft, het bolwerk der verdediging van de
belangen der arbeiders, wensen wij haar niet te verlaten, doch aan
de strijd te blijven deelnemen, trouw, standvastig met
terzijdestelling van persoonlijke verlangens en gevoelens. "Het
zijn woorden die gepaard gaan met zodanige innige betrekkingen met
Woudenberg - Klein maakt deel uit van de Raad van Adviseurs waarmee
deze zich heeft omringd - dat menig NVV-collega daarvan met
gekromde tenen kennis neemt. Aan zijn politiek gezindheid wordt
niet getwijfeld, maar zijn weigering om met de ontslagen
NVV-leiding illegaal contact te onderhouden - omdat de loyale
medewerking die is toegezegd aan Woudenberg daarmee niet in
overeenstemming was te brengen - wordt op zijn zachts gezegd niet
begrepen. Ook de schenking van een bedrag van 5.000 gulden aan
Winterhulp door de ANB waarvan achteraf overigens is gebleken dat
Klein zich daartegen heeft verzet, ondervindt geen waardering. Het
leidt ertoe dat Klein pas heel laat betrokken raakt bij de
contacten die NVV-ers vanaf mei 1941 illegaal met elkaar
onderhouden. Ondanks zijn 'loyale opstelling' tegenover Woudenberg
weigert Klein zijn medewerking aan heten bloc' overschrijven van de
leden van de confessionele bonden. Hij wenst geen eenheid te
bewerkstelligen door onderdrukking en dwang. De overname van
bezittingen van de bonden geschiedt in goed overleg met de
betrokken bondsbesturen.
Arbeidsfront
De grens voor het NVV, ook voor
de ANB, wordt op 1 mei 1942 bereikt. Dan wordt het NVV omgevormd
tot het op nationaalsocialistische grondslag geplaatste Nederlands
Arbeidsfront. Henk Ringersma, van huis uit stukadoor, is dan
ongeveer een jaar bondspenningmeester. Kort voor de inval van de
Duitsers reist hij met Jaap van Achterbergh naar Kopenhagen om het
vermogen van de IBBH, dat bij de ANB in beheer is, veilig te
stellen. 'gij werden "- zegt Ringersma - "eind april 1942 door
Woudenberg opgeroepen om naar Krasnapolsky te komen. Daar kregen we
van hem te horen dat het Nederlands Arbeidsfront zou worden
opgericht. Het ANB-bestuur is daarna naar de Roode Leeuw gegaan.
Met elkaar hebben we toen besloten niet langer in functie te
blijven. Klein kreeg van ons de opdracht een brief op te stellen en
die aan Woudenberg te bezorgen." In die brief schrijft het
ANB-bestuur kennis te hebben genomen van de oprichting van het NAF,
"dat zal zijn gegrondvest op en werken volgens
nationaal-socialistische beginselen. Deze beginselen worden door
ons niet aanvaard. Het zou daarom van karakterloosheid en lafheid
getuigen, indien we desondanks onze medewerking bleven verlenen."
Ringersma: "Ik zag aankomen dat we ons vermogen kwijt zouden raken.
Enige tijd tevoren had ik daarom met de directeur van de
Incassobank Overtoom, waar alle stukken waren gedeponeerd, een
overzicht opgesteld van de samenstelling van het bondsvermogen, van
het vermogen van het pensioenfonds en van het
Ouden-van-dagen-fonds. Op een dag word ik gebeld door Woudenberg.
Het was hem ter ore gekomen dat een accountant onze boeken had
gecontroleerd. En die had vastgesteld dat ik geld had belegd. Je
weet dat dat niet kan zonder mijn toestemming, zei Woudenberg. Ik
loog tegen hem dat ik toestemming had gehad van een van zijn
ondergeschikten. Vervolgens eiste hij het vermogen op. Ik liet hem
tekenen voor ontvangst, zodat ik een bewijs had dat het was
overgedragen. Daardoor en door het gemaakte overzicht konden we het
later wat eenvoudiger terugeisen."
Illegaal
Bestuurders van de bouw- en
houtbonden blijven elkaar ontmoeten nadat hun organisaties zijn
verdwenen. Hun voorzitters onderhouden contacten met hun
verbondsbesturen en met voorzitters van andere bonden. De andere
bestuurders ontmoeten in het geheim afdelingsbestuurders. Het
reizen dat daar voor nodig is, wordt mogelijk gemaakt omdat
sommigen van hen als buitendienst-controleur van een
bedrijfsvereniging werk hebben kunnen vinden. Anderen kunnen reizen
omdat ze een 'voorlichtingsfunctionaris' zijn van een regionale
vertrouwensinstantie van een bedrijfsraad. De uitvoering van de
Ontslagverordening die al snel in de bezettingstijd van kracht
wordt, is opgedragen aan de bedrijfsraden. Ten behoeve daarvan
wordt er een centrale vertrouwensinstantie opgericht en tientallen
regionale vertrouwensinstanties. Door het werk voor
bedrijfsverenigingen en vertrouwensinstanties zijn vele
vakbondsbestuurders in de gelegenheid - zij het illegaal -
vakbondswerk te blijven verrichten. "Na de opheffing van de bond op
25 juli 1941 - schrijft de katholieke meubelmakersbond St.
Anthonius van Padua in zijn verslag over de oorlogsjaren - "hebben
de bestuurders van onze bond - alhoewel het hun verboden was zich
met bondszaken in te laten en deden zij het dus illegaal - de
besturen der afdelingen, niet alleen voor het meubelcontract maar
voor alle bedrijfstakken, mondeling voorlichting gegeven, indien er
moeilijkheden waren."
De illegale contacten zijn niet zonder gevaar. Menig
vakbondsbestuurder -onder andere de bestuurders van St. Joseph
Andriessen, Collignon en Miljoen en de ANB-bestuurders Kaper en Van
den Kerkhoff - wordt enige tijd gegijzeld. Koos van den Kerkhoff
komt om door het executiepeloton. Maar door die contacten blijkt
het mogelijk snel na de bevrijding de draad weer op te pakken.
Scherpe
afkeuring
Voor Arie Dijksman is de kous na de oorlog
niet direct af. Met mensen die hij kent vanuit de SDAP heeft hij
verzetsactiviteiten ontplooid. Onder meer door
onderduikmogelijkheden voor joden te organiseren. Op 5 november
1943 komt voor hem daaraan een einde. Dan krijgt hij bezoek van
enkele Nederlandse rechercheurs en wordt hij meegenomen voor
verhoor. Via Vught, Sieburg - waarvan hij het identiteitsplaatje
met nummer 2152 erop nog steeds als herinnering daaraan om zijn
hals draagt -wordt hij uiteindelijk te werk gesteld in een
bruinkoolmijn in de omgeving van Keulen. Daar maakt hij het einde
van de oorlog mee. Terug in Rotterdam dient hij bij de Ereraad van
het NVV een klacht in tegen Gerard Klein. De Ereraad komt tot een
scherpe afkeuring van verscheidene handelingen van Klein.
Tegelijkertijd wordt bekend dat Klein's kantoor als bestuurder van
de Bedrijfsraad voor het Bouwbedrijf vanaf april 1944 het
middelpunt is geweest van de redactie en administratie van het
verzetsblad Paraat. Ook blijkt daar een centrale voor het vervalsen
van persoonsbewijzen te zijn gevestigd. Alles afwegende komt de
Ereraad tot de conclusie dat Klein niet in enige bestuursfunctie
van het NVV behoort te worden opgenomen.
Jan Veldhuis leest de uitspraak over Klein in Het Vrije Volk. Kort
tevoren heeft hij met enkele collega's weer een afdeling van de ANB
opgericht in Almelo. Tijdens de bezettingstijd is hij betrokken
geweest bij verzetsactiviteiten zoals het verspreiden van illegale
kranten. `Toen ik dat bericht in Het Vrije Volk las, dacht ik
direct: als Klein geen functie mag bekleden in het NVV, dan ook
niet in de ANB. We hebben toen een vergadering belegd en Klein
gevraagd om uitleg te komen geven. Samen met Andries Leusink heeft
hij hier bij ons rekening en verantwoording afgelegd. Hij heeft
daarbij gezegd: ik heb fouten gemaakt. Maar ik was niet verkeerd.
Wij hebben die uitleg aanvaard."
Later wordt de uitspraak over Klein door de Ereraad afgezwakt zodat
hij als ANB-voorzitter ook in NVV-verband kan functioneren.
(Artikel eerder verschenen in FNV Magazine, 19 mei 1990)