Alleen in de havenstad Baltimore
Baltimore, 22 Juli 1952
Hier is al weer een brief en weer uit een ander hotel vandaan. Ik schrijf deze brief met de hand, daar ik mijn schrijfmachine heb achtergelaten in Washington, waar ik Vrijdag weer heen ga. Mijn laatste brief heb ik geschreven kort voordat ik naar Baltimore ben vertrokken. Daar zit ik nu enkele dagen alleen. Met dezelfde trein, waarmee Louis Beumer en Ad van de Nadort weer naar New York zijn vertrokken, ben ik dus naar Baltimore gereisd. Ik ben dus onderweg uitgestapt. Zondagmiddag was ik er al. Je moet er natuurlijk even aan wennen. Ik heb nu sedert Zondagmiddag 3 uur geen Nederlands woord meer gehoord en geen Nederlands woord meer gesproken. Maar tot dusver heeft het me aan niets ontbroken. Ik heb een bed gehad en ik heb tot nu toe genoeg gegeten en gedronken. Het slapen wil echter niet al te best. Het is voor de zoveelste keer, dat ik jullie schrijf, dat het hier ontaard warm is.
Ik heb Zondagmiddag de stad Baltimore bekeken voor zover ik tijd had en voor zover mijn krachten bij de geweldige hitte reikten. ’s Nachts lig je te transpireren van de hitte in je bed. Toch heb ik niets anders aan, dan een pyjama. Verder slaap ik onder een laken. Toch is het nog te warm. Maar ik sla me er best doorheen. Er zijn immers millioenen mensen, die lange tijd in een dergelijke hitte moeten leven.
Daar ik nu de kamer voor me zelf alleen heb, heb ik alle drie de foto’s maar in de spiegel gestoken. Gisteren (Maandag) heb ik mijn eerste bezoek afgelegd in Baltimore, namelijk bij mr. Garland Ruark, die de redacteur is van de Federationist. Ik heb van hem veel gegevens gekregen die ik vandaag heb samengevat in een beknopt rapportje. Ik heb dat rapportje vandaag tevens in het Engels vertaald. Morgen (Woensdag) zal ik het hem laten lezen. Wanneer blijkt, dat ik alles goed heb begrepen, zal ik mijn notities aanbieden aan het team voor het rapport. Gisteravond heb ik samen met Garland een bezoek gebracht aan een vakbewegingsvergadering (een zeer kleine). Garland heeft me daar aan de aanwezige mensen voorgesteld, waarna zij me een applaus brachten. Het is opmerkelijk, hoe vriendelijk de mensen hier zijn, vooral wanneer ze horen dat je uit Nederland komt. Morgenavond ga ik weer naar een vergadering. En zo gaan we maar voort.
Baltimore is een echte havenstad. Vandaag ben ik er niet zoveel uitgeweest. Ik heb het te druk gehad en het was me te warm. Het is nu kwart voor elf. Ik zit even in de “lobby”(dat is de hal). Naar de vaders en moeders heb ik een kaart geschreven. Ik weet niet, of ik goede postzegels op de enveloppen v.d. brieven heb geplakt. Vandaag kreeg ik op het postkantoor weer andere postzegels in handen.