Inleiding
De Tweede Wereldoorlog is een duidelijke waterscheiding in zowel de Nederlandse als de internationale verhoudingen. Niet zo scherp als iedereen zou willen, want het gaat om 'herstel' en 'vernieuwing'. En de één legt de nadruk op herstel, en de ander op vernieuwing. Afhankelijk daarvan is men opgewekt of terneergeslagen. Willem Sprenger is een man van de doorbraak, is - hoe katholiek ook - een supporter van nieuwe verhoudingen. Dat hij werkend bij de Volkskrant, heel dicht op huid, de ontwikkeling van de sociale zekerheid mag volgen - toonbeeld van de nieuwe naoorlogse verhoudingen - , beschouwt hij als een voorrecht. Zelden zullen mensen de kans hebben gekregen werk te doen, dat zo perfect bij ambities en persoonlijkheid past, als Willem Sprenger. In 1952 komt de kans naar de Verenigde Staten te gaan. Iedere vakcentrale - NVV, KAB en CNV - mag twee mensen aanwijzen. Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat hij daarvoor in aanmerking komt, hij is er ook de persoon niet naar zich hiervoor naar voren te dringen, maar als er in zijn richting wordt gekeken neemt hij het aanbod met beide handen aan. Een goede journalist gaat immers het avontuur niet uit de weg, hoezeer de gezinssituatie - vier kinderen, van wie de jongste pas enkele maanden oud is - ook zo zijn eisen stelt. Want kijken naar de Verenigde Staten, kennis nemen van de ontwikkelingen daar, hoort evenzeer bij de nieuwe naoorlogse verhoudingen.
Omgekeerd is de aandacht van de Verenigde Staten voor de oude wereld eveneens een element van de nieuwe - internationale - verhoudingen. Het Marshallplan, waarmee de verenigde Staten verschillende Westeuropese staten wil helpen met de economische wederopbouw, is een voorbeeld daarvan. Zoals ook later - in 1948 - de vorming van de NAVO een voorbeeld is van de nieuwe Amerikaanse opstelling, die voor de Tweede Wereldoorlog nogal 'isolationistisch' was. Men had daar niet zoveel op met het verdeelde en oorlogszuchtige Europa.
Het Marshallplan, dat een tijdelijk karakter heeft, wordt in 1949 opgevolgd door een meer structureel Technisch Bijstandsprogramma. Binnen dat programma gaan vele delegaties vanuit de verschillende Europese landen naar de Verenigde Staten. En omgekeerd komen Amerikanen naar Europa. Hoofdelement in het programma is kennisuitwisseling over een breed terrein van onderwerpen. Als in juli 1952 het Team van Vakbondsjournalisten naar de vreenigde Staten afreist, zijn al twee andere delegaties daar naar toe geweest. Leider van de delegatie is Arie van Rossen, algemeen secretaris van de Algemene Bond van Ambtenaren (ABVA) die is aangesloten bij het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). Ambtshalve is hij ook hoofdredacteur van het bondsorgaan De Ambtenaar. De andere NVV-vertegenwoordiger is Jan de Kok, algemeen secretaris van de Algemene Nederlandse Metaalbewerkersbond (ANMB), die eveneens ambtshalve hoofdredacteur is van het bondsblad. Het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) wordt in het Team vertegenwoordigd door Bouke Roolvink, algemeen secretaris van de Christelijke Metaalbewerkersbond, en Ad van de Nadort, sociaaleconomisch redacteur van het dagblad Trouw. De Katholieke Arbeiders Beweging (KAB) vaardigt Louis Beumer af, hoofd van de propaganda- en publiciteitsdienst, en Willem Sprenger, Utrechts correspondent en sociaaleconomisch redacteur van de Volkskrant. Beumer en Sprenger werken ook mee aan Ruim Zicht, het kaderblad van de KAB. Doel van de reis is het bestuderen van de Amerikaanse vakbewegingspers en de andere middelen van scholing, vorming en publiciteit die binnen de vakbeweging worden gebruikt. De bevindingen van het Team zijn neergelegd in het rapprt "Pers, Publiciteit en Propaganda in de Amerikaanse Vakbeweging", dat in mei 1953 door de Contactgroep Opvoering Productiviteit (COP) is gepubliceerd. In het schrijven dat bij de presentatie is gevoegd wordt gesteld: "Aan het slot van dit rapport geven de samenstellers een aantal conclusies en adviezen en alhoewel er daarbij terecht wordt gewezen, dat lang niet alles op het geied van pers en publiciteit in de Nederlandse vakbeweging kan worden overgenomen, omdat het verschil in situatie en structuur daarvoor te groot is, toch verdienen de suggesties, waarmede het rapport wordt besloten, stellig de aandacht van al degenen, wie de opbouw van een sterke Vakbeweging in ons land ter harte gaat."
Anno 1952 is het reizen beduidend anders dan meer dan 50 jaar later. Het is een hele ondernening. Om in de Verenigde Staten te komen is een bootreis van acht dagen noodzakelijk. Dat is goed voor de teambuilding. De delegatie besluit daarom onderling Engels te praten. Maar daar komt eerlijk gezegd niet zo veel van terecht. Al blijven Louis Beumer en Willem Sprenger elkaar sindsdien aanspreken - tot aan hun overlijden - met 'Lewis' en 'Bill'. Opvallend is in de correspondentie van Willem Sprenger dat, ondanks de bij herhaling gememoreerde goede verstandhouding, er nergens sprake is van de NVV-vertegenwoordigers Arie van Rossen en Jan de Kok. Willem Sprenger vermeldt wel een bezoek aan de Denver Catholic Register, maar niet dat hij daarbij is vergezeld van Arie van Rossen. Omgekeerd vertelt Arie van Rossen in zijn memoires Machtige jaren, Herinneringen van een modern vakbondsbestuurders uit de ambtenarenwereld wel uitvoering over de reis naar Amerika, maar weinig specifieks over de verschillende teamleden. De anecdote met Louis Beumer in de hoofdrol is een uitzondering. "Onze vriend Beumer van de KAB ontbrak het niet aan humor. Hij had een artikel opgestuurd naar het blad van de KAB met als kop "Beumer zag Amerika". Wij hadden kans gezien, tijdens een gesprek met Utrecht de afspraak te maken, dat het aan Beumer toe te zenden exemplaar de kop zou krijgen: "Amerika zag Beumer". Waarschijnlijk gedroegen we ons iets te gespannen, toen Beumer het ontvangen blad openmaakte. Hij had gauw door dat er een grap was uitgehaald."
Het bezoek is voor alle leden van de delegatie een cultuurschok. Grote hotelkamers, de dienstverlening, televisie, vliegreizen, in de brieven aan het thuisfront maakt Willem Sprenger er veelvuldig melding van. Opmerkelijk is de vermelding van een 'show' waar hij voortijdig wegloopt, omdat hij niet zo gecharmeerd is van het gebodene. Met eenzelfde instelling zou hij anno nu nauwelijks nog een televisieprogramma hebbben uitgekeken. De verwondering van Willem Sprenger in zijn brieven aan het thuisfront is beduidend minder politiek getint dande herinneringen van Arie van Rossen. Die maakt nadrukkelijk melding van de discriminatie van de zwarte bevolking. In de horeca - waar zwarten niet werden bediend - maar ook in de vakbeweging. Rossen: "Heftige debatten waren er het gevolg van. Ik herinner me nog goed, dat een der bestuursleden me vroeg of ik een dochter had. Op mijn bevestigend antwoord merkte hij op, dat ik toch wel raar zou staan te kijken, als mijn dochter met een neger als vriend zou thuis komen en zou laten merken, dat zij het voornemen had met hem te trouwen. Hij kon zich niet voorstellen, dat het voor mij geen enkel verschil zou uitmaken, of onze dochter met een blanke of een zwarte man zou trouwen". Het viel Rossen evenzeer op dat Amerikaanse vakbondsleden een duidelijk anti-socialistische en anti-communistische houding hebben. Dat vindt hij nog tot daar aan toe, maar dat het is gebaseerd op een verkeerde voorstelling van het socialisme, vindt hij kwalijker.
Een overeenkomst in de brieven van Willem Sprenger en de herinneringen van Arie van Rossen is dat zij voor hun echtgenote als cadeautje bij terugkomst kleding willen geven. Reden daarvoor is dat textiel nog op de bon is. Overeenkomstig is ook dat zij niet de maten van hun echtgenote kennen. Een typisch mannenprobleem. Willem Sprenger vraagt zijn vrouw naar de maten. Van Rossen lost het anders op. Van Rossen: "Ik zag een beeldschoon jasje voor mijn vrouw. Goede raad was duur. De verkoopster en ik stonden even met de handen in het haar. Ik vond er wat op. Ik zei tegen de verkoopster, dat ik naar een collega van haar zou kijken die ongeveer hetzelfde postuur had als mijn vrouw, Die zou een exemplaar van het door mij gekozen jasje kunnen passen en als we de goede maat hadden, zou dat voor mijn vrouw zeker ook passend zijn, Aldus geschiedde. Mijn vrouw en ik hadden jarenlang plezier van het jasje."
Willem Sprenger heeft ten tijde van zijn reis naar Amerika met Marie Sprenger-Hogenhout 4 kinderen: Léon (20 april 1947), Regina (25 augustus 1948), Jeroen (28 maart 1950) en Marleen (6 maart 1952). Uit zijn brieven valt af te leiden dat hij drie foto's van zijn gezin heeft meegenomen. Die foto's zijn niet in het familiearchief teruggevonden. Waarschijnlijk hoort de foto van de kerseneters erbij. Die is in ieder geval van 1952. In de brieven wordt echtgenote Marie - lieve Mammie - opgeroepen de brieven ook aan de kinderen voor te lezen. Hoewel er af en toe iets in staat dat hij voor jeugdige luisteraars minder geschikt achtte :-) In algemene zin zijn ze wel voor hen bedoeld. Met enige regelmaat belooft hij - als hij thuis - veel te vertellen over zijn Amerikaanse ervaringen. Daar is echter niet veel van terecht gekomen. Zelf ben ik 2 jaar als Willem Sprenger de reis naar Amerika maakt. Ik herinner me slechts de feestelijke thuiskomst. Het is mijn oudste herinnering. Verder herinner ik me de cadeaus voor Léon, Regina en mij: revolvers, bijbehorende holsters, een indianentooi en een indianenpopje. De opvoedingsindustrie was toen nog niet zo politiek-correct als nu. Ook herinner ik me geborduurde bordjes met tegeltjeswijsheden als Cry and you cry alone, Smile and the world smiles with you. En de tweeogige viewer waarin ronde kartonnen schijven moesten, waarop verschillende dia's zaten. Het apparaat zorgde ervoor dat er een zekere diepte in het eeld kwam. Het zijn 3D-eelden avant la lettre. Intrigerend waren ook het fototoestel en de in katoenen zakjes opgeborgen filmrolletjes, waaraan een geel Kodak-label zat. Ze lagen op de bovenste plank in de voorkamerkast. De rolletjes zijn nooit ontwikkeld, het gezinsbudget stond het naar verluidt niet toe, en daarmee zijn de fotografische impressies van Willem Sprenger niet met zijn gezin gedeeld. En hebben ze nooit aanleiding gegeven voor een verhaal over de reis naar Amerika.
In 1972 maak ik zelf een reis naar Amerika. Ik reis dan een week of 6 met de Greyhoundbus door de Verenigde Staten. De indrukken van Willem Sprenger van New York kan ik met terugwerkende kracht delen. Een mooie stad, maar niet om in te leven. Ook maak ik in Denver kennis met Nick Zeylmaker en zijn vrouw, en in Pueblo met zijn zuster Dorothy Lay-Zeylmaker. Dan ben ik even de zoon van Willy. De hartelijkheid die hem 20 jaar eerder ten deel is gevallen, valt ook mij ten deel. Op een terras aan de Steenweg in Utrecht praten we daarover bij.
De kwaliteit van de originele brieven is zodanig dat ze moeilijk zijn te scannen. Ze zijn veelal geschreven of getikt op luchtpostpapier. waardoor de achterkant door de voorkant schijnt. Ik heb ze daarom uitgetikt. Ook deze brieven zijn niet becommentarieerd en slechts - voor een beter begrip - in beperkte mate van een annotatie voorzien.