Ab Menist
Een pragmatisch revolutionair in de schaduw van Henk Sneevliet
In de crisisjaren voor de Tweede Wereldoorlog speelt een Amsterdamse metselaar een grote rol in de Rotterdamse arbeidersbeweging, Ab Menist. Hij is in gemeenteraad en provinciale staten actief voor de Revolutionaire Socialistische (Arbeiders) Partij, maar zijn grootste betekenis ontleent hij aan heel pragmatische hulp aan de Rotterdamse arbeiders. In de bezettingstijd duikt hij al snel onder en gaat samen met Sneevliet en enkele andere partijgenoten in het verzet. Hoewel reizend van onderduikadres naar onderduikadres wordt de groep verraden, opgepakt en uiteindelijk gezamenlijk op 13 april 1942 in Leusden gefusilleerd.
Het leven van Ab Menist is onlangs geboekstaafd door Dick de Winter. Meer nog dan een eerbetoon aan een strijdbare en moedige ‘revolutionair-socialistisch vakbondsleider, politicus en verzetsstrijder’ geeft zijn boek een goed inzicht in de vooroorlogse arbeidersbeweging links van de sociaaldemocratie (SDAP en NVV). Anno 2010, na de Tweede Kamerverkiezingen die een ongelooflijke versplintering laten zien van het politieke landschap, waarvan de oorzaak wordt gezocht bij de door de elites van de partijen in het politieke centrum ‘neglected white man’, wordt die revolutionair-socialistische arbeidersbeweging weer actueel. Niet zozeer vanwege zijn revolutionair-socialistische karakter, als wel vanwege het bestaan van een ‘klein, zeer actief stroompje in het socialistische landschap’, dat zich nationaal, noch internationaal volledig laat onderdrukken. Er blijven altijd mensen die het beslissingsrecht over hun eigen leven volledig willen overlaten aan ‘de leiding’, of die nu rechts of links is.
Ab Menist wordt in 1896 geboren in een niet-onbemiddeld Joods gezin, vader is bakker, in Amsterdam. Hij volgt een opleiding tot meubelmaker, werkt als diamantslijper en wordt, begin jaren twintig als de bouwnijverheid een enorme opleving kent, metselaar. Politiek heeft hij dan al wat scholing ondergaan via de Jongelieden Geheel Onthouders Bond (JGOB). Hij wordt geïnspireerd door het antimilitaristische standpunt, dat daarbinnen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog wordt ontwikkeld. Dat leidt ertoe dat hij – hoewel al een jaar onder de wapenen – in 1917 alsnog dienstweigert. Hij wordt als gevolg daarvan veroordeeld tot een jaar gevangenis in Fort Spijkerboor in de Beemster. Oorlog en militarisme moeten – naar zijn mening – worden bestreden door ‘een persoonlijke daad’.
Het blijft voor Menist niet bij het dienstweigeren als zodanig, Hij is betrokken bij een solidariteitsstaking binnen het Fort en – onder het pseudoniem Maurik van Appenstein - bij de vervaardiging van een ondergronds krantje, ‘Het Daghet, Spijkerboors Nieuwsblad onder redactie van Freie Jugend’. Het krantje, dat slechts 2 maal verschijnt in een oplage van tien exemplaren, wordt met kroontjespen geschreven op het papier van de zakken die er moeten worden geplakt. Door het verblijf binnen Spijkerboor heeft hij zo enige redactionele ervaring opgedaan, die hem later goed van pas zou komen. Maar ook krijgt hij daar de kans, door tal van binnengesmokkelde boeken, een grondige studie te maken van het marxisme.
Als metselaar wordt hij lid van de bij het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS) aangesloten Bouwvakfederatie. Ook sluit hij zich aan bij de Communistische Partij Holland (CPH). Daarbinnen voelt hij zich al snel verwant met de inzichten van Henk Sneevliet, die zich steeds ongemakkelijker begint te voelen bij de groeiende invloed van ‘Moskou’ op de nationale communistische partijen. Die verwantschap groeit uit tot een jarenlange vriendschap, de gezinnen gaan zelfs samen op vakantie, die eindigt op de fusilladeplaats van Kamp Amersfoort. Binnen de politieke formaties waarin zij samenwerken is Sneevliet de theoreticus en visionair en Menist de pragmaticus.
Sneevliet heeft, als ze elkaar ontmoeten, al een grote internationale ervaring opgebouwd. In 1913 vertrekt hij voor enkele jaren naar Nederlands-Indië, waar hij zich inzet voor de onafhankelijkheid. Hij is onder meer betrokken bij de oprichting van een voorloper van de Indonesische communistische partij. Namens die partij komt hij in contact met de Komintern. Daarin valt hij zodanig op dat hij in 1921 – onder de naam Maring - wordt uitgezonden naar China om daar de Communistische Partij op poten te zetten. Hij scout daar Mao Zedong en zorgt ervoor dat de leiding in zijn handen wordt gelegd.
Als Sneevliet in 1924 terugkomt naar Nederland wordt hij gekozen tot voorzitter van het NAS. In diezelfde tijd – Lenin is net overleden – komt de Russische Communistische Partij meer en meer in de greep van Stalin. Die is ook voelbaar in de Komintern en heeft zijn uitstraling naar de nationale communistische organisaties. Sneevliet verzet zich daar als NAS-voorzitter tegen, gesteund door Menist, binnen de CPH en de Komintern. Hij wijst op de ‘specifiek Nederlandse omstandigheden’, op de meer dan 30-jarige traditie van het NAS als revolutionaire vakbond. Het vanuit Moskou opgedrongen geloofsartikel van ‘vakbondseenheid’, gaat daaraan - naar zijn mening - voorbij. “Het aanvaarden van deze tactiek zou tot grote verwarring en tot scheuring van het NAS leiden”. Voor het NAS zou dit het onaantrekkelijke vooruitzicht betekenen van een samengaan met het NVV, dat ze al jarenlang betitelen als ‘de grafkamers van de arbeidersbeweging’. En die het NAS, omgekeerd, had verketterd als een ‘staak-maar-raak-club’.
Als in 1927 blijkt dat de koers binnen de CPH definitief vanuit Moskou wordt beïnvloed, verlaten de NAS-ers dan ook onder leiding van Sneevliet en Menist de partij en richten zij de Revolutionair Socialistische Partij (RSP, vanaf 1935 Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij, RSAP) op. Menist, die in 1926 bezoldigd bestuurder is geworden van de Bouwvakfederatie in Rotterdam, wordt in 1931 voor de RSP verkozen in de gemeenteraad en de provinciale staten. Daarnaast is hij voorzitter van de Rotterdamse afdeling van de RSP, lid van het landelijk partijbestuur en secretaris van het Plaatselijk Arbeids Secretariaat (PAS).
Het uittreden uit de CPH, nu die onder Moskouse invloed komt, is consequent, als wordt beseft dat, in de ogen van het NAS, het NVV een verlengstuk is van de SDAP. De NVV-leiding probeert onvermoeibaar dat beeld te vermijden, maar dat laat onverlet dat vooraanstaande SDAP-ers in hun regentesk paternalisme de vakbeweging ondergeschikt achten aan de partij. De oproepen vanuit de SDAP na de mislukte stakingen van 1903 die uiteindelijk in 1905 leiden tot de oprichting van het NVV, zijn door het NAS niet beleefd als een afwijzen van anarchistische en antiparlementaire stromingen binnen het vakverbond, maar als een wens om een meer volgzame vakbeweging binnen haar invloedskring te hebben.
De verhoudingen tussen sociaaldemocraten, communisten en revolutionair-socialisten zijn geharnast, niet slechts in woorden. Menist ondervindt dat letterlijk aan den lijve. Op 18 november 1931 wordt hij door een knokploeg van de CPH vlak bij zijn huis opgewacht en in het donker onverhoeds met stoelpoten neergeknuppeld. Zijn tas wordt afgepakt en later in een tuintje teruggevonden. Menist zelf weet op handen en voeten thuis te komen.
De ideologische retoriek wordt door Menist vanaf 1936 heel duidelijk gecombineerd met zeer pragmatisch advieswerk en ondersteuning in de Algemene Werklozenbond (AWB). Daarmee kweekt Menist enorm veel goodwill onder de werklozen. Al verdwijnt het hogere doel – actieve deelname aan de arbeiderstrijd in het algemeen en werklozenstrijd in het bijzonder - niet uit het oog. Dat blijkt vooral uit het blad van de AWB, Recht voor Allen, waarvan Menist de redactie voert. De kennis van de – veelal schrijnende - situatie waarin de Rotterdamse werklozen verkeren, wordt verbonden met felle kritiek op het (a-)sociale beleid van overheid en ondernemers. Ook wordt er veel aandacht besteed aan fascisme, stalinisme en reformisme. Voor Menist bieden de kwesties die aan hem via de AWB worden voorgelegd belangrijke aanknopingspunten voor zijn raads- en statenwerk. Met de zo opgedane inzichten bestookt hij ook P.J. Oud, als hij in 1938 aantreedt als burgemeester van Rotterdam, na eerder minister van Financiën te zijn geweest in een kabinet-Colijn. “Rotterdam is een proletarische stad. Dat proletariaat heeft uw aanpassingspolitiek als minister van Financiën, als een nodeloze kwelling beschouwd. Indien het waar is, dat gij naar Rotterdam zijt gekomen om orde op zaken te stellen, dan vindt gij in mij Uw felste bestrijder. Ik zal dan niet nalaten de Rotterdamse arbeidersklasse te mobiliseren tegen Uw beleid.”
Met de bezetting gaat Menist en de top van zijn partij direct ondergronds. Men noemt zich dan Marx-Lenin-Luxemburg Front (MLL-Front, ook wel Derde Front genoemd). Ab Menist – ‘De Roode’ - is daarin de drijvende kracht bij het organisatiewerk, zoals het rekruteren van nieuwe leden. Ook levert hij veel bijdragen voor het partijblad Spartacus. Het Front is een politieke organisatie. Het werk bestaat uit het verspreiden, plakken en kalken van informatie en propaganda maken. Er is een berichtendienst, er wordt koerierswerk gedaan. Op beperkte schaal maakt het persoonsbewijzen, valse papieren en bonkaarten. Er wordt niet gedaan aan directe spionage en sabotage. Nadat een bode van Spartacus is verraden, die onder hevige martelingen doorslaat, wordt de organisatie opgerold. De aanklacht tegen Menist betreft zijn activiteiten als organisatieleider en vervaardiger van Spartacus. “Als Jood en communist is Menist een gevaarlijke agitator, die fanatiek aan de marxistische en leninistische ideeën vasthoudt en als zogenaamde arbeidersleider werkzaam wilde zijn.”
De invloed van Menist’s NAS en RSAP zet zich in 1949 voort in het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties (OVB). Het OVB splitst zich af van de Eenheids Vak Centrale (EVC), als die steeds sterker in het vaarwater van de CPN en Moskou terecht komt. Waarmee de geschiedenis van 1927 zich lijkt te herhalen. Opnieuw laten – àvant la lettre - ‘neglected men’ hun invloed gelden, want niet iedereen is gecharmeerd van koerswijzigingen die buiten de eigen gezichtskring worden bepaald. Naast deze les leert de geschiedenis van Ab Menist dat politieke idealen verbonden moeten worden met concreet advieswerk en ondersteuning in de praktijk van alle dag. De actualiteit daarvan is voor sommige stromingen in het politieke midden weer gebleken met de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Dick de Winter, Ab Menist, revolutionair-socialistisch vakbondsleider, politicus en verzetsstrijder, Eburon Delft, 2010.