Kees Kassteen
Op woensdag 8 juni 2011 is Kees Kassteen overleden, de laatste directeur van de roemruchtem bijna 120 jaar oude, Amsterdamse ambachtsschool / LTS. Op donderdag 16 juni 2011 is hij in Driehuis / Westerveld gecremeerd. Als voorzitter van de stichting Concordia Inter Nos heb ik samen met hem tot het uiterste getracht de school voort te zetten. Maar tevergeefs.
Kees was een basketballer. Hij behoorde daarin tot de nationale top. Kees was directeur van een technische school. Ook daarin behoorde hij tot de nationale top. Al heeft hij die erkenning niet gekregen. Ik weet te weinig van basketbal om te durven zeggen dat hij zijn rol in de school vervulde, zoals die van pivot in het basketbal. Snel, beweeglijk, zich aanbiedend voor een pass van een medespeler, tegelijkertijd al wetend welke afspeel- of scoringsmogelijkheid er is. En bij het draaien en keren altijd dezelfde voet aan de grond houdend. Maar zo was hij wel op school. Aanspreekbaar voor iedereen, goed kunnen delegeren, mensen stimuleren tot het beste dat ze in zich hebben. En altijd concreet, nooit zweverig, met minstens één been op de grond. En dat waren wel competenties die in de jaren dat hij leiding gaf aan de school, goed van pas kwamen.
Concordia Inter Nos was een oude Amsterdamse school. In zijn soort een begrip, een instituut. Op het moment dat Kees het stokje van Foeke Poortvliet overnam al meer dan 110 jaar oud. Opgericht door de timmerlieden bond Concordia Inter Nos, versterkt door het Amsterdamse Departement van Nijverheid en Handel, heeft de school decennialang jongeren opgeleid voor de Amsterdamse bouw- en metaalnijverheid. Geen bouw- of schildersbedrijf, geen scheepswerf of motorenfabriek, of er werkten mensen die hun opleiding bij Concordia Inter Nos hadden genoten. En daar meestal met grote waardering op terugkeken. Het merendeel van de leerlingen kwam uit Amsterdam West. De buurt waar Kees ook vandaan kwam, waar hij op de Frederik van Eedenschool ging. Misschien dat hij om die reden het volkje goed aanvoelde. Zowel de leerlingen als de leerkrachten.
Concordia heeft vele jaren van bloei gekend. De Maatschappij tot
Nut van het Algemeen wierp menigmaal een wellustige blik op de
school in een poging die in te lijven in de samenhang van de 5
technische scholen die onder haar bewind stonden. Maar die pogingen
de concurrentie te beperken konden jarenlang worden weerstaan. Maar
halverwege de jaren tachtig veranderen de tijden. De Amsterdamse
economie krijgt klap na klap. De bouw stort in, de ene scheepswerf
na de andere metaalfabriek moet de poorten sluiten. Het afzetgebied
voor de technische scholen stort volledig in.
Tegelijkertijd komt een ingrijpende sociale verandering in
Amsterdam aan de oppervlakte. De tijd is voorbij dat timmerlieden,
schilders, metaaldraaiers tegen hun kinderen zeiden: de
ambachtsschool is goed genoeg voor jullie. Ze zeggen nu: als je kan
leren, dan mag je leren. Dat op zich positieve signaal is door het
onderwijsveld – naar mijn bescheiden mening – verkeerd verstaan.
Men denkt dat dit het einde moet betekenen van het technisch of
beroepsonderwijs. Maar daarbij is men uitgegaan van minstens twee
misverstanden. Het technisch onderwijs is nooit eind-onderwijs
geweest met het perspectief van een doodlopende weg. Menig leerling
van Concordia Inter Nos heeft met zijn vorming op zak een loopbaan
opgebouwd die ver uitging boven dat wat voor
ambachtsschool-leerlingen voor mogelijk werd gehouden. Bovendien
zijn er altijd kinderen gebleven die moeten leren met hun handen.
Waarvoor de eerste kennisontwikkeling begint met te doen. Dat is
namelijk niet sociaal gebonden.
Het is een enorme teleurstelling voor Kees en het bestuur van
Concordia Inter Nos, dat in deze situatie van vermindering van
instroom- en uitstroom-mogelijkheden, deze misverstanden binnen de
Amsterdamse onderwijswereld niet hebben kunnen overwinnen.
Concordia fuseert nog wel met de horecaschool Blaeu Erf, maar een
fusie met een Mavo en een technische school binnen de ring, aan de
westelijke kant van de stad, zit er niet in.
Hoewel we in onze opstelling volledig aansluiten bij de
oorspronkelijke gemeentelijke plannen. Het resultaat kennen we. CIN
verdwijnt na bijna 120 jaar.
En er komen VMBO’s, maar zonder stevige beroepspoot. Meer dan 60
procent van de jongeren tussen 12 en 16 jaar – in Amsterdam zelfs
meer – zit erop. Terwijl niemand zijn kind daar naartoe wil sturen.
Want bijna iedereen beschouwt het als het afvoerpuntje in het
onderwijs. Het is – ik aarzel niet dat te zeggen – een sociale
schande zonder weerga. Hoe kan een samenleving de meerderheid van
zijn eigen jeugd zo stigmatiseren? Zo zonder perspectief zetten?
Waarmee ik overigens niets over de inspanningen van de betrokken
leerkrachten wil zeggen. Ook zij moeten vechten tegen deze kwalijke
beeldvorming.
De veranderingen in de samenstelling in de Amsterdamse bevolking
sinds de jaren zestig en zeventig, zijn aan CIN niet voorbij
gegaan. We konden met de gevolgen ervan goed omgaan. Kees en veel
van zijn collega’s stralen een natuurlijk gezag uit. Angst voor de
leerlingen, laat staan beveiligingsmaatregelen tegen hen, zijn er
niet bij. Menig leerling haalt het niet in zijn hoofd een tweede
keer messen of drugs mee te nemen als-ie eerder is betrapt. Turkse,
Marokkaanse, Surinaamse jongens voelen zich net zo thuis als
autochtone jongens. Tot aangename verbazing van hoofdcommissaris
Nordholt lopen ook zij succesvol stages bij tal bedrijven. Het gaat
natuurlijk te ver om te zeggen dat de problematiek van het VMBO,
van de inburgering, van de overlast van jeugd en jongeren in
Amsterdam minder zou zijn geweest, als Kees Concordia Inter Nos,
met al de kennis en ervaring die daarin is samengebald, zou hebben
kunnen inpassen in een nieuwe schoolcombinatie. Eén ding weet ik
echter zeker, we zouden het niet hebben tegengewerkt. En bovendien
geeft de actuele discussie over het inbouwen van beroepsonderwijs
in het VMBO postuum aan, dat we toch meer gelijk hadden dan ons is
gegund. Helaas moeten we vaststellen dat al het gepuzzel van Kees,
samen met Corrie van den Nieuwendijk, destijds vergeefs is geweest.
Minstens zo jammer is dat Kees van zijn lichaam geen kans heeft
gekregen om op een andere plaats binnen het Amsterdamse
onderwijsveld zijn talenten tot uitdrukking te brengen. Om revanche
te nemen.
Ogenschijnlijk was Kees een relaxte peer. Maar achter die houding
ging een gedreven persoonlijkheid schuil. Iemand die zich niet snel
liet ontmoedigen, iemand die altijd wilde winnen. Volgens mij kent
het basketbal geen blessuretijd. Als de toeter gaat is het
afgelopen. Maar daar heeft Kees zich niets van aan getrokken. Hij
wilde zich destijds niet neerleggen bij de mededeling dat hij niet
meer zo lang zou hebben te leven. Het zijn er toch nog zo’n 16, 17
jaar geworden.