Jan Mertens
Een beminnelijke Brabantse vakbondsman in harde Haagse werkelijkheid
Gevoel voor detail kan Jan Mertens, de oud-NKV-voorzitter niet worden ontzegd. Voor het eerst in Groningen wordt hij overmand door een gevoel van vervreemding. In Breda zou een Brabander op de vraag naar de bus naar Hoeven zeer uitvoerig antwoorden en desnoods hulpvaardig mee lopen naar de bushalte. Hij ervaart dan echter dat een Groninger als hij iets met twee of drie woorden zou kunnen zeggen, er geen vier of vijf zal gebruiken. Het duurt dan even voor hij de juiste bus naar Den Hoorn waar hij een spreekbeurt moet vervullen kan vinden. Toen de voorzitter de avond wilde sluiten zodat hij met de laatste bus terug naar zijn hotel kon, “stond een man op en die zei met een Brabants accent: ‘zolang er hier op Den Hoorn nog n’en auto is, komt die meneer in Groningen.’ Mijn gevoel van vreemdheid was meteen verdwenen.”
Er zijn maar weinig echte vakbondsautobiografieën. De groten in de Nederlandse vakbeweging komen er niet toe. Een beperkt aantal heeft een bevriende journalist gevonden om zich daarbij te laten helpen. Jan Mertens heeft het helemaal op eigen kracht gedaan. Al moest er een oud-journalist – Arie Kuiper – aan te pas komen om er een hanteerbaar geheel van te maken. Met zijn oog voor detail had Mertens er zelf meer dan 2000 pagina’s voor nodig. Kuiper wist het uiteindelijk te beperken tot een kloek boek van zo’n 350 pagina’s. Hoewel we niet precies weten wat er weggelaten is, is er hoe dan ook een levensbeschrijving overgebleven waarin het persoonlijke leven in een harmonische maar vooral openhartige samenhang met het openbare leven is gecombineerd. De hoofdpersoon toont zich niet slechts als een scherp waarnemer en criticaster van zijn werkomgeving, maar laat zich kennen als iemand van vlees en bloed.
De 200 van Mertens
Zijn grote bekendheid
ontleent Jan Mertens aan zijn uitspraken over de groep mensen die
in Nederland de touwtjes in handen hebben. Op zaterdagmiddag 19
oktober 1968 zei hij bij het 50-jarig bestaan van het NKV-district
Friesland: “In Nederland hebben we ons economisch bestel te maken
met wat ik zou willen noemen een lijnenspel. Onlangs hebben wij
gesteld dat de hele economie in ons land in handen is van rond
tweehonderd mensen. Van een groep mensen die elkaar goed kent en
elkaar frequent ontmoet in verschillende colleges. Het is een even
deskundige, financieel sterke als beangstigende groep.” Daarmee was
het begrip de Tweehonderd van Mertens geboren. In zijn
biografie geeft Mertens dan een schets van de samenleving en de
economie van eind jaren zestig, waar deze waarneming naadloos in
paste. Maar hij zou zich zelf niet zijn als hij daar niet een
menselijke anecdote aan toevoegt. “SER-voorzitter Jan de Pous
maakte er een sport van ‘ernstig’ te stellen dat ik hem met mijn
‘tweehonderd’ groot verdriet had berokkend en dat ik een breuk had
veroorzaakt tussen hem en zijn vader. Hij had tegen zijn vader, een
hardwerkende kweker in Aalsmeer, gezegd dat hij ruzie had met
Mertens van het NKV. Waarop zijn vader had geantwoord dat het
onmogelijk was ruzie te krijgen met Mertens, die was daarvoor een
te beminnelijke en eerlijke man. Als ze werkelijk ruzie hadden
moest dat aan zijn zoon liggen en niet aan Mertens.”
Jan Mertens is door en door rooms. Maar uiteindelijk toch degene
die voorop gaat in de sloop van de Roomse zuil. De aanleiding
daarvoor is de Nacht van Schmelzer, de val van het
kabinet-Cals in 1967. Met grote aarzelingen, maar onder grote druk
van het NKV-bestuur, had hij in 1965 het lidmaatschap van het
KVP-bestuur aanvaard. “Een weigering betekende een breuk met de
traditie en zou naar buiten worden uitgelegd als een breuk tussen
NKV en KVP. Wel oordeelde men dat de verhouding tussen vakbond en
politiek nader onderzoek verdiende. Ik honoreerde het beroep van
het verbondsbestuur op de voorwaarden dat in het partijbestuur mijn
voorzitterschap van het NKV zou prevaleren en dat als zich een
rolconflict zou voordoen ik het lidmaatschap onmiddellijk zou
beëindigen.” Dat conflict deed zich sneller voor dan verwacht.
“Onbegrijpelijk, zeer teleurstellend en eigenlijk ook
onverantwoordelijk”, oordeelt hij in Brandpunt over de KVP-fractie
die Cals naar huis stuurde. Om eraan toe te voegen als hem wordt
gevraagd naar zijn opvatting over de rol van de aan het
NKV-verwante KVP-fractieleden: “Mijn persoonlijk standpunt is dat
er geen cumulatie behoort te zijn tussen politieke functies en
functies in de vakbeweging. Dat leidt tot verwarring. En van mijn
gezichtspunt uit bekeken vind ik het treurig en spijtig wat er is
gebeurd, maar het is voor de verantwoordelijkheid van deze mensen.
Zij hebben deze gewetenszaak en zij hebben daarvoor verantwoording
af te leggen.” Mertens trekt zich terug uit het KVP-bestuur en gaat
daarmee een ontwikkeling die een eind maakt aan de cumulatie van
functies binnen de gehele vakbeweging. De combinatie van
vakbondsbestuurder en partijpoliticus, die decennia lang heeft
bestaan, is verleden tijd. De Nacht van Schmelzer maakt
daarmee de weg vrij voor een steeds intensiever wordende
samenwerking tussen NKV en NVV die uiteindelijk in 1976 uitmondt in
de FNV.
De hogeschool van het leven
Mertens is
gevormd door de harde “hogeschool van het leven”. Met zijn
ontwapenende charme wist hij zich te bewegen tussen mensen die door
afkomst en opleiding een grote voorsprong op hem hadden. Zijn
armoedige jeugd, waarin vader – die misschien wel helemaal niet
zijn vader was - al snel het gezin had verlaten en moeder de
eindjes aan elkaar moest zien te komen, zijn moeizame opleiding tot
typograaf, zijn eerste schreden in de arbeidersbeweging van Breda,
zijn eerste confrontaties met de sociale omstandigheden in Brabant
en Zeeland, hebben hem niet alleen gevormd. Het waren aspecten die
blijvend hebben meegespeeld in de ontwikkeling van zijn
denkbeelden. Maar waar hij desondanks met roomse blijmoedigheid mee
omging. Ooit vroeg SER-voorzitter De Pous hem plagend of hij het
geen eer vond om in het illustere gezelschap van kroonleden en
andere in het leven geslaagde mensen te verkeren. Mertens: “Ik had
mijn antwoord klaar. ‘Ik ben van huis uit een vrome katholieke man
en hoop dat te blijven. Ik word daar telkens aan herinnerd als ik
het statige gebouw van de SER betreed. Ik heb dan het gevoel dat ik
naar de kerk ga. Als ik de trappen heb bestegen en in de hal kom,
zie ik de goudvergulde koperen asbakken aan de muren en dan heb ik
steeds de neiging mijn hand uit te steken en eerbiedig een
kruisteken te maken. Ik zie de algemeen secretaris waardig
voortschrijden als een bisschop en waan me in een basiliek. En
straks zal ik Zijne Heiligheid de Pous ontmoeten…”
Geen meester in de beknoptheid
Het moet
niet eenvoudig zijn geweest voor Arie Kuiper om de overvloedige
aantekeningen van Mertens tot een hanteerboek te maken. Als zoon
van de oud-vakbondsman Henk Kuiper, moet hij echter zeer vertrouwd
zijn geweest met de sfeer, waarin Mertens heeft geopereerd. Met
enig genoegen moet hij de anecdote hebben laten staan over het
diner ter gelegenheid van Kuipers vertrek naar de
Rijksverzekeringsbank in 1949. Mertens zei daar: “Kuipers kracht
als zijn bestuurder lag in zijn langdradigheid, ‘bij al zijn
uiteenzettingen begint hij steeds bij Adam en Eva.’ Maar Henk ging
er in zijn antwoord serieus op in, wat de stemming nog vrolijker
maakte. Hij had weinig kennelijk gevoel voor humor en verweet mij
dat ‘de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet.’ We hadden allebei
gelijk. Het meesterschap in de beknoptheid hebben wij nooit kunnen
verwerven.”
Een authentiek vakbondsman heeft zijn zelfportret gemaakt. Sinds de
vorming van de FNV heeft Mertens zich beijverd om de inbreng van
het NKV zichtbaar te maken en te houden. Om te voorkomen dat de FNV
als een rechtstreekse voortzetting zou worden beschouwd van het
NVV. Met zijn autobiografie heeft hij daaraan nu zijn ultieme
bijdrage geleverd.
Jan Mertens, Mijn leven als vakbondsman en politicus, bewerkt door Arie Kuiper, Valkhof Pers Nijmegen 2004
Jan Mertens is 2 augustus 2000 overleden.