U bent hier
De kleine wereld van
Feitelijke uitvoering
http://www.jeroensprenger.nl/feitelijke-uitvoering.html

© 2013 De kleine wereld van

Feitelijke uitvoering

Ingrijpende gevolgen

Het schrijven van de geschiedenis van de uitvoering van de in het blauwzwarte boekje neergelegde aanbevelingen  komt bijna neer op het schrijven van de naoorlogse geschiedenis van de vakbeweging. Dat gaat buiten het bestek van dit opstel. Vele jaren wordt er door vakbondsbestuurders overlegd. Vlot gaat het zelden. Maar geleidelijk aan krijgt de vakbeweging een  indeling  die in  belangrijke  mate  is terug  te voeren  op  het blauwzwarte boekje. Oude  bonden  worden opgeheven, verschillende groepen  van leden  worden overgeschreven  van de ene bond  naar de andere en nieuwe bonden ontstaan. ‘Het  is een morele plicht’ - zegt H. J . Vermeulen.  voorzitter  van  de Nederlandse Christelijke Beambtenbond en lid van de commissie die het blauwzwarte boekje uitbracht – ‘een besluit van  onze christelijke vakbeweging mee te helpen uitvoeren’. Hij doelt dan op het doorgangshuis dat zijn bond voor velen is geweest. Telkens moet zijn bond in het kader van de bedrijfstakgewijze organisatie leden overschrijven naar andere  bonden. Rond 1950 telt zijn bond zo'n 10.000 !eden. I n 1972 -  de bond heet dan Dienstenbond  CNV - zijn dat er niet veel meer. Maar in de tussenliggende jaren zijn er zo'n 12.000 leden overgeschreven naar andere CNV­ bonden , waartegenover stechts ongeveer 700 leden van andere bonden kunnen worden ingeschreven.
Niet overal  zijn de gevolgen  van  de  bedrijfstakgewijze indeling  zo extreem  als voor  de Dienstenbond  CNV. Evenmin  wordt  overal  het ondergaan van de gehele operatie gezien als een ‘morele plicht om een besluit van de vakbeweging mee te helpen uit voeren’. Heel duidelijk wordt dat binnen de KAB. Weinig opwekkend is de wijze waarop de bonden van technici , werkmeesters en handels-, kantoor-, en winkelbedienden  hun oppositie  voeren tegen  de doorvoering  van de bedrijfstakgewijze organisatie. In KAB-verband onttrekken  zij zich feitelijk aan iedere discussie, hoewel zij publiekelijk weinig gelegenheden onbenut  Iaten om h un afwijzing van bedrijfstakgewijze organisatie kenbaar te maken. Uiteindelijk - in 1951 - leggen deze hoofdarbeidersbonden - buiten de vakcentrale om -  deze zaak voor aan het Nederlandse bisschoppencollege. In de loop  van 1951 wordt op verzoek van het bisschoppencollege een commissie ingesteld die het vraagstuk  moet gaan bestuderen. Zowel vertegenwoordigers van de hoofd- als van de handarbeidersbonden krijgen zitting in deze commissie. In mei 1954  krijgt het bisscboppencollege de bevindingen van de commissie toegestuurd. Pas begin jaren zestig wordt de reaktie van de bischoppen ontvangen. Uit de controverse komt in het midden  van de zestiger  jaren een nieuwe bond  voort: de Unie van Beambten  en Hoger  Personeel. Later wordt deze bond de Unie van Beambtten, Leidinggevend en Hoger Personeel (Unie BLHP). Alle werknemers in middelbare en leidinggevende posities kunnen zich daarbij aansluiten. AIgauw stappen  vertegenwoordigers van deze bond samen met collega's van de tot bedrijfsbonden omgevormde handarbeidersbonden naar  de onderhandelingstafels in de verschillende bedrijfstakken.
Binnen  het NKV-  de KAB wordt in 1963 tot het Nederlands Katholiek Vakverbond  omgevormd -  heeft de Unie BLHP zich waarschijnlijk toch als een vreemde eend in de bijt gevoeld. De maatscbappijvernieuwing die zich in de jaren zestig op veel terreinen voordoet, dringt ook door  in het NKV. Vertolkers daarvan  zijn te vinden in de lndustriebond, de Bouwbond, de Vervoersbond, de Voedingsbond en de KWJ . Eenzaam verheft de Unie hiertegen haar stem, zonder veel succes. Regelmatig  wordt gewaarschuwd: als wordt  doorgegaan op de ingeslagen  weg dan  zal de Unie de rijen  van het NKV verlaten. De federatieve samenwerking van NVV en NKV- vanaf 1 januari 1976 -  betekent het afscheid van de Unie BLHP.  Na enige tijd vindt zij onderdak bij de Raad voor Middelbaar en Hoger Personeel.