De spannende relatie met de politiek
Als het erop aan komt kan Henri Polak flink om zich heen meppen. Enige demagogie is hem niet vreemd om zijn opvattingen kracht bij te zetten. Maar uitleggen dat de vakbeweging onafhankelijk moet blijven van een politieke partij, terwijl jezelf een van de twaalf apostelen bent van de SDAP en die partij vertegenwoordigt in gemeenteraad en Eerste Kamer, dat is niet zo eenvoudig.
Er zijn verschillende soorten politiek leert Polak zowel zijn tegenstanders als zijn achterban. Voor de Spoorwegstaking van 1903 zijn er vanuit het NAS en de Sociaal-Democratische Bond (SDB) oproepen te horen om de politiek te verwijderen uit de vakbeweging. Vakverenigingen moeten strikt neutraal zijn en alle illusies over arbeidswetgeving moet worden uitgebannen. Politici zijn onruststokers, Kamerzetelhengelaars en willen van de vakbeweging hun bijwagen maken. Polak heeft wel enig begrip voor de verwijten, maar dan vooral omdat de confessionele politici en vakbeweging zich hieraan schuldig zouden maken. En dat niet zonder succes, want met de Spoorwegstakingen van 1903 “had dus ook de neutraliteit gefaald. De politieke geheel-onthouding (van de NAS-bonden, spr) had niets geholpen. De ‘neutrale’ vakbonden waren, op een enkele uitzondering na, ontzettend verzwakt. Daarentegen waren de kerkelijke vakvereenigingen in alle opzichten vooruit gegaan, mede door het feit, dat zij steeds ijverig aan partij-politiek hadden gedaan, daardoor hunnen politieke partijen op het kussen hadden geholpen en daarvan op hun beurt den gunstigen weerslag hadden ondervonden – want niets heeft meer succes dan het succes.”
Drie vormen van politieke actie
Polak
onderkent drie vormen van politieke actie door de vakbeweging.
Bovenaan zijn lijstje staat de actie van de overheidsbonden, die
met een van de worgwetten van 1903 het stakingsrecht is ontnomen.
“Dergelijke vakvereenigingen hebben dan ook niet alleen politieke
actie te voren, doch zoolang niet alle arbeiders kiesgerechtigd
zijn, mede den strijd voor het algemeen kiesrecht te strijden, ten
einde hun industriëele optreden zou doeltreffend mogelijk te
doen worden.” Als tweede noemt hij acties van bonden die binnen het
bedrijfsleven werkzaam zijn, die in enkele bedrijven wel goede
resultaten kunnen boeken, maar die niet zonder hulp van de politiek
in een hele sector kunnen opleggen. “Immers”, zegt Polak, “zal de
vakvereeniging nooit zóó sterk worden, dat zij de afschaffing van
den nachtarbeid over het geheele land, tot in de kleinste en meest
afgelegen dorpen en gehuchten, zou kunnen bewerkstelligen en
handhaven. Maar de wet kan dat wel degelijk.”
Als laatste noemt hij grote zaken als voorzieningen bij
werkloosheid, ziekte, invaliditeit, ouderdom. “Wat kan daar de
vakvereeniging door industriëel optreden aan doen?” Zo vraagt Polak
zich retorisch af. Zijn antwoord is: “door hun invloed te laten
gelden op de besturende en vertegenwoordigende lichamen door met
elkander, op goed georganiseerde wijze, te agiteeren voor
gewenschte hervormingen; door leden van parlement en gemeenteraden,
afgevaardigd door de politieke arbeiderspartij, die rechts noch
links kijkt en niets uitstaande heeft met laag-politieke
bijoogmerken, de middelen te verschaffen, die zij voor hun optreden
in die lichamen noodig hebben.”
Kandidaat voor de gemeenteraad
In zijn
combinatie van functies heeft Polak de strijd tussen vakbeweging en
politiek menigmaal aan den lijve ondervonden. Als één van de
oprichters van de SDAP wordt er door de partij aan hem getrokken
voor het vervullen van tal van functies. Bekwaam kader is dan ook
al schaars. Maar als oprichter en voorzitter van de Algemene
Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB) heeft hij daarvoor
nauwelijks tijd. In 1897 laat hij zich overhalen om kandidaat te
staan voor de Amsterdamse gemeenteraad. Hij verliest. Twee jaar
delft hij opnieuw het onderspit. Wel wordt hij korte tijd later, in
1900, voorzitter van de SDAP in Amsterdam. Het komt hem op anonieme
verwijten te staan vanuit zijn ANDB. “Na eerst bij hoog en bij laag
te hebben verzekerd dat de ANDB op neutraal standpunt stond, nu
noemde hij deze vakbond socialistisch.”
Polak vindt het nodig dat de vakbeweging de SDAP een handje helpt
bij het ijveren voor sociale wetgeving. In 1902 is dat voor hem
aanleiding om de statutair vastgelegde politieke neutraliteit op te
heffen. Van het NVV wil hij echter niet dat het deelneemt aan
acties voor de achturendag. Zelfs verzet hij zich tegen deelname
van het NVV aan acties voor het algemeen kiesrecht. Dergelijk
acties zijn naar zijn mening te zeer verbonden aan de SDAP. Hij
krijgt voor dit verzet echter geen steun van de ANDB. Zijn biograaf
Salvator Bloemgarten zegt: “Opmerkelijk is dat de Bondsraad van de
diamantbewerkersbond eerder geneigd was zijn vrijheid van handelen
binnen het NVV te beperken dan de medebestuurders van de
vakcentrale. Zo stemde grote meerderheid van de Bondsraad in
februari 1908 tegen Polaks dringend advies in vóór het voorstel om
bij het NVV aan te dringen op deelname samen met de SDAP aan de
actie voor algemeen kiesrecht.” Polak gaat dan ‘om’! Maar dat
betekent niet dat het NVV gaat delen in de kosten. Tot verdriet van
de SDAP is niet alleen de leiding over de kiesrechtacties voor de
partij, maar zijn ook de kosten voor haar.
Acties voor algemeen kiesrecht
Met de
besluitvorming van 1908 komt er weer vaart in de acties voor
algemeen kiesrecht. In 1876 is binnen het Algemeen Werklieden
Verbond (ANWV) al de vraag opgeworpen of er geen eigen kandidaten
zouden moeten worden gesteld bij de Tweede Kamerverkiezingen. Naar
aanleiding van de discussie daarover wordt besloten algemeen
kiesrecht te gaan bepleiten. In 1885 leidt dat tot een massale
actie, die echter slechts tot een marginale wijziging van het
kiesrecht leidt. De ervaringen korte tijd later van Ferdinand
Domela Nieuwenhuis als eerste arbeidersvertegenwoordiger in de
Tweede Kamer (1888-1891) bewerkstelligen een zodanig trauma, niet
alleen bij ús Verlosser maar ook bij partij en beweging rondom hem.
Polak hoort bij degenen die zich daarvan losmaken door een meer op
de parlementaire arbeid gerichte partij te stichten. En door ook
binnen de vakbeweging een koers te gaan varen die zich doelbewust
wil onttrekken aan de invloed van Domela Nieuwenhuis. Tot en met de
Eerste Wereldoorlog blijft de ‘anarchistische beweging’ een te
duchten tegenstanders. De kiesrechtbeweging die vanaf 1908 aan
kracht windt, draagt bij aan het succes van de
sociaal-democratische beweging. In 1911 en 1912 worden er
succesvolle Rode dinsdagen georganiseerd, kiesrechtmanifestaties op
Prinsjesdag. De mooie verkiezingsuitslag voor de SDAP in 1913 is er
een gevolg van. Maar wat betekent dit voor de relatie van
vakbeweging en politiek? Frits de Jong Edz schrijft: “Jaar in jaar
uit had het Verbond de partij bij haar acties de helpende hand
geleend en ‘de krachtige houding der vakbeweging’ in menig moeilijk
conflict had de arbeiders leren vertrouwen op de rustige regelmaat
van het parlementaire werk. De verkiezingen waren, zo zou men
kunnen stellen, niet in het minst gewonnen door de scharen van het
NVV. En toen dan de partij tengevolge van die hulp in haar
Kamerfractie groeide en gepolst werd over de regeeringsdeelname,
toen werd bij die heftige debatten over regeringsdeelname naar het
oordeel der vakbeweging niet gevraagd. Het gaat hier om meer dan
een politiek zaak alleen, zo zeide men van de zijde van de
vakbonden. Gij zijt er uitsluitend ter bevordering van de
vakbelangen, zo sprak men van de kant van de partij. Zo ging de
partij haar eigen weg.” Het op socialistisch academische gronden
negeren van de uitnodiging houdt de SDAP nog 25 jaar buiten de
regering…
Polak zelf komt met die mooie verkiezingsuitslag in de Tweede
Kamer. Om twee maanden later over te stappen naar de Eerste Kamer.
Volgens Oud en Drees is dat doelbewust beleid geweest. Salvator
Bloemgarten denkt dat het een uiting van opportunisme is. Polak
schrikt volgens hem, als puntje bij paaltje komt, daarvoor terug en
neemt genoegen met het veel minder tijdrovende
Eerste-Kamerlidmaatschap. Bloemgarten: “De ANDB was ten slotte zijn
wettige vrouw met wie hij weliswaar van tijd tot tijd flink
overhoop lag, maar met wie hij het uiteindelijk toch beter kon
vinden dan met de beter ogende maar ook meer frivole Tweede
Kamer.”