Henri Polak tussen trots en plaatsvervangende schaamte
De FNV bereidt zich voor op de viering van het 100-jarig bestaan. Met de oprichting van haar voorloper het NVV (Nederlands Verbond van Vakverenigingen) per 1 januari 1906 is de grondslag gelegd voor de ‘moderne’ vakbeweging. Waarin onderscheidt de ‘moderne’ beweging zich van de ‘oude’ en wat voor betekenis hebben de beginselen van toen voor de beweging van nu?
In 1893 wordt het NAS (Nationaal Arbeidssecretariaat) opgericht. Geïnspireerd door de Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis worden de dan bestaande landelijke vakorganisaties bij elkaar gebracht. Een jaar later, in 1894, wordt door Henri Polak de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond opgericht. Even eerder is hij betrokken bij de oprichting van de SDAP. Polak maakt zijn opvatting over het NAS in 1898 onverbloemd duidelijk als hij pleit voor nieuwe vakcentrale ‘op een deugdelijke grondslag en met een deugdelijke tactiek’. “Er is in ons land genoeg gepraat, genoeg gekletst, genoeg geredetwist en gehaarkloofd, genoeg gekibbeld en gehaspeld – er moet eindelijk iets gedaan worden. En dat moet niet zijn eene plotselinge uitbarsting in een of meer bedrijven, onvoorbereid en ongeorganiseerd, zoals dat in ons land gebruikelijk was – maar dat moet zijn het bewust en ernstig aanwerven, drillen en disciplineeren, bewapenen en van krijgsvoorraad voorzien van een machtig legercorps van de Nederlandse regimenten van het internationale leger van den arbeid.” Polak krijgt de handen er nog niet voor op elkaar. Eerst moet de Spoorwegstaking van 1903 volgen, waarbij de aanvankelijke euforie na enkele weken omslaat in een zware depressie. Pas twee jaar later, in februari 1905, is de vakbeweging voldoende bijgekomen van de tikken die toen zijn uitgedeeld, dat Polak de tijd rijp acht om een nieuwe vakcentrale op te richten. De grondslagen daarvan moeten in zijn opvatting zijn het verzamelen van gegevens over de omvang en toestand van de vakbeweging, het opbouwen van contacten met de buitenlandse vakbeweging, het bevorderen van deugdelijke arbeidswetgeving en het verlenen van steun bij stakingen. De toe te treden bonden moeten straf centraal worden geleid door een bestuur van bezoldigde bestuurders met grote bevoegdheden. De financiële huishouding moet stevig zijn en om de leden goed te binden moeten de bonden niet alleen een stakingskas hebben, maar ook fondsen voor uitkeringen bij werkloosheid, ziekte, invaliditeit en overlijden. Daarmee is de continuïteit van de beweging beter gewaarborgd. In al deze aspecten moet het NVV het tegendeel worden van waar het NAS voor staat.
Permanente analyse van eigen kracht
We
lopen de verschillende aspecten van Polaks moderne vakbeweging even
langs, in de volgorde zoals hierboven gegeven, en vergelijken die
met de FNV. We beginnen bij ‘het verzamelen van gegevens over de
omvang en toestand van de vakbeweging’. Het gaat hier om een
permanente analyse van de eigen kracht in relatie tot de omgeving.
De FNV doet dit nog steeds. Aanvankelijk wordt slechts gekeken naar
het absolute aantal leden. In 1986 wordt er echter een analyse
gemaakt die nog al schokkend is. Het ledenbestand is een
afspiegeling van de arbeidsmarkt van de jaren vijftig. Alle
ontwikkelingen die zich sindsdien hebben voorgedaan – instroom van
vrouwen en allochtonen, verschuiving van hand- naar hoofdarbeid,
van (land)bouw, haven en industrie naar handel en dienstensector –
zijn nauwelijks in het ledenbestand terug te vinden. Voor vele
tegenstanders van de vakbeweging is dat aanleiding om haar positie
in het sociaal-economische overleg ter discussie te stellen.
Sindsdien is de representatie van de vakbeweging verbeterd. Maar
met de discussies aan de vooravond van de demonstratie op het
Museumplein (2 oktober 2004) in herinnering, is helder dat de
vakbeweging hierin nog steeds kwetsbaar is. Niet alleen het
analyseren van de eigen kracht maar bovenal het werken eraan is een
permanente noodzaak.
Het volgende aspect is het onderhouden van contacten met de
buitenlandse vakbeweging. Nederland is laat met het ontwikkelen van
een eigen vakbeweging, omdat ook de industriële ontwikkeling zich
hier later voordoet dat in de omringende landen. De eerste
vakbondsleiders laten zich inspireren door Belgen en Duitsers.
Polak zelf doet zijn eerste vakbondskennis op in Engeland en
vertaalt het destijdse standaardwerk over de geschiedenis van de
Britse vakbeweging van Sidney en Beatrice Webb in het Nederlands.
De achterstand van toen is nu in niets meer terug te vinden. De
Nederlandse vakbeweging speelt een rol van betekenis in zowel de
Europese als de wereldvakbeweging. Die rol wordt al opgepakt direct
na de Eerste Wereldoorlog. De Europese grootmachten zijn daarin zo
slaags geraakt dat het zijn uitstraling heeft op de onderlinge
verhouding van de Franse, de Duitse en de Britse vakbeweging. In
veel internationale vakorganisaties – die zwaar Europees worden
gedomineerd – leidt dat ertoe dat Nederlandse en Zwitserse
vakbondsleiders – hun landen zijn neutraal geweest - de leiding
wordt gegund. Ook na de Tweede Wereldoorlog vervullen Nederlanders
prominente rollen in de internationale vakbeweging. En zijn
Nederlandse vakbondsleiders graag geziene gasten bij hun collega’s
in het buitenland.
Bevordering deugdelijke
arbeidswetgeving
Het bevorderen van deugdelijke
arbeidswetgeving is een aspect waarin de moderne vakbeweging zich
duidelijk onderscheidt van de oude, meer anarchistisch ingestelde,
beweging. Grotere staatsbemoeienis vergt allereerst een betere
vertegenwoordiging van arbeiders in het parlement. Dat is al tegen
het zere been van het NAS, want dat zou slechts
‘Kamerzetelhengelaars’ aantrekken. Een betere arbeidswetgeving zal
verder reikend zijn dan de resultaten van industriële actie. Polak:
“Een vakvereeniging zal nooit zo sterk worden, dat zij de
afschaffing van den nachtarbeid over het geheele land, tot in de
kleinste en meest afgelegen dorpen en gehuchten, zou kunnen
bewerkstelligen en handhaven. Maar de wet kan dat wel degelijk. Wat
kan de vakvereeniging door industrieel optreden doen aan
werkloosheid, ziekte, invaliditeit en ouderdom? Door hun invloed te
laten gelden op de besturende en vertegenwoordigende lichamen door
met elkander, op goed georganiseerde wijze, te agiteeren voor
gewenschte hervormingen, door leden van parlement en gemeenteraden,
afgevaardigd door de politieke arbeiderspartij, die rechts noch
links kijkt en niets uitstaande heeft met laag-politieke
bijoogmerken, de middelen te verschaffen, die zij voor hun lichamen
noodig hebben.” De moderne vakbeweging ijverde dus voor het
algemeen kiesrecht en voor goede arbeidswetgeving. De relatie met
een politieke partij is verdwenen, hoewel menigeen nog meent dat
PvdA en FNV onderdelen zijn van één en dezelfde beweging. De
periodieke oproepen om in ieder geval gebruik te maken van het
stemrecht en de programvergelijkingen herinneren duidelijk aan de
beginselen van de moderne vakbeweging. In de vele organen van het
poldermodel werkt de huidige vakbeweging aan nieuwe
arbeidswetgeving. Het succes hier staat of valt echter met haar
positie in de bedrijfstakken. Daar moet, door een zo groot
mogelijke representativiteit, haar opvattingen kracht worden
bijgezet. En soms moet die ook manifest worden gemaakt, zoals
onlangs op het Museumplein.
Steun bij stakingen
Het verlenen van steun
bij stakingen is een ander ‘modern’ beginsel. In de oude beweging
bestaat dat ook, maar dan op basis van spontaniteit. Als er ergens
een staking uitbreekt, kan – zoals bij de Spoorwegstaking van 1903
het geval was – dat leiden tot ‘besmetverklaringen’ elders. In
ieder geval wordt er overal met steunlijsten rondgegaan. “Waar
solidariteit, bewustheid, vastberadenheid, goede wil en wat dies
meer zij aanwezig zijn, deze uitstekende eigenschappen baten weinig
of niets in den strijd, als niet tevens over redelijk voldoende
geldmiddelen wordt beschikt”, zegt Polak. Een arbeider die het werk
staakt, moet het net zo lang kunnen volhouden tot het doel is
bereikt. En dat zal werkgevers wel tweemaal doen nadenken alvorens
een staking uit te lokken. Een centraal weerstandsfonds komt er pas
in de twintiger jaren. De FNV kent zo’n fonds tot op de dag van
vandaag. FNV Bouw heeft de betekenis ervan mogen ervaren in 1995
tijdens de staking die maar liefst 10 weken duurt. Petjes,
t-shirts, sjaaltjes, vlaggen, het zijn evenzoveel uitingen van
bestedingen uit de centrale weerstandskas. De onttrekkingen worden
alleen gedaan als de acties passen in het algemene beleid van de
vakcentrale. Polak zal het hier zeer nadrukkelijk mee eens zijn
geweest.
De centrale leiding van bezoldigde bestuurders is een aspect van de
moderne vakbeweging die nog steeds ter discussie staat. Het NAS
kent een enkele bezoldigde bestuurder die zich ‘kruier van de
arbeidersbelangen’ noemt. Polak heeft het over bestuurders die
verder kijken dan hun neus lang is. En ook over meer bestuurders
die als ‘vrijgestelde’ tegenover ondernemers in het strijdperk
treden. De NAS-kritiek dat die bestuurders niet zo hard zouden
lopen voor hun leden, wordt ook nu nog met enige regelmaat gehoord.
Een onderzoek naar de feitelijke teloorgang van het vakbondswerk in
de onderneming en de verhouding tussen ondernemingsraad en
bedrijfsleiding zal echter leren dat de vertegenwoordiging door
(vakbonds)vrijwilligers niet optimaal is. Permanent voelen actieve
vakbondsleden in het bedrijf zich in hun loopbaan bedreigd. Zij
vrezen dat een stevige vertegenwoordigende rol kansen op promotie
verminderd. Die kwetsbaarheid heeft een betaalde bondsfunctionaris
niet. Zowel het kortere als langere termijnbelang zijn bij hem of
haar beter gewaarborgd. Het vergt een enorme communicatieve
inspanning om het vertrouwen met leden op te bouwen en te
onderhouden, maar dat is minder moeilijk dan het in de waagschaal
leggen van de eigen bestaanszekerheid. Al kan er aan de
communicatie wel wat worden verbeterd. En behoeft de ontwikkeling
van werknemers naar zelfbewuste medewerkers, die zowel het
vakbondsbeleid kunnen volgen en uitleggen maar tevens goed voor hun
persoonlijk belang kunnen opkomen, permanente zorg.
Stevige financiele huishouding
De
financiële huishouding en de verschillende fondsen voor
ondersteuning bij ziekte, werkloosheid en overlijden is een aspect
waar de FNV de laatste jaren moeite mee lijkt te hebben. Polak wil
een hoge contributie om een organisatie op te kunnen bouwen die
niet omvalt bij het eerste zuchtje tegenwind. Uit die hoge
contributie moeten dan ook de premies worden opgebracht voor het
weerstandsfonds en voor de ondersteuningsfondsen. De gedachte
daarachter is dat leden dan minder snel hun lidmaatschap zullen
opzeggen, omdat ze daarmee hun uitkering bij staking, ziekte,
werkloosheid en overlijden verspelen. Met de ontwikkeling van de
sociale zekerheid sinds de Tweede Wereldoorlog is die
bindingsmogelijkheid via waarborgfondsen definitief achter de
horizon verdwenen. Wel komt met enige regelmaat de discussie op of
de FNV zijn omvang in ledental niet moet omzetten in een
inkoopvoordeel, dat voor de leden aantrekkelijk genoeg is om lid te
blijven. Een vaste koers wordt daarin niet gevaren. Met Reaal,
voortgekomen uit de aan NVV respectievelijk NKV gelieerde
verzekeringsmaatschappijen De Centrale en Concordia, worden
bijvoorbeeld begin jaren negentig afspraken gemaakt over de
ontwikkeling van FNV Ledenverzekeringen. Sommige bonden rekenen
kennelijk op een instant succes, want deze onderneming krijgt
nauwelijks kans om van de grond te komen als zij al besluiten de
steven naar een andere maatschappij te richten. Ondertussen worden
hier en daar ook de gouden regels van een gezonde financiële
huishouding niet nageleefd. Er worden structurele uitgaven gedaan
met niet-structureel geld. Het inzakken van de beurs nu zo’n twee,
drie jaar geleden en het daardoor niet realiseren van wel
ingeboekte beleggingsinkomsten, dwingen tot ingrijpende
bezuinigingsrondes. De gezamenlijke huisvesting in Woerden is
daarmee buiten beeld verdwenen. En de viering van het 100-jarig
bestaan krijgt een veel bescheidener opzet dan eigenlijk
gerechtvaardigd zou zijn. Henri Polak zal in veel opzichten trots
zijn op wat is voortgekomen uit zijn initiatief. Maar op dit punt
zal hij toch last hebben van plaatsvervangende schaamte.
De samenleving van 2005 is beduidend anders dan die van 1905. De
moderne vakbeweging heeft daaraan zijn bijdrage geleverd. Maar de
huidige samenleving voldoet zeker niet aan de inzichten zoals die
destijds over de moderne samenleving werden gehuldigd. De vraag is
of dat erg is. In ieder geval werkt de huidige samenleving aan het
ontwikkelen van mondige burgers. Met deze steun in de rug
ontwikkelt de vakbeweging werknemers tot mondige medewerkers die
bij kunnen dragen aan de bedrijfsdemocratie. Bevordering van de
zelfredzaamheid heet dat tegenwoordig. Tegelijkertijd werkt de
vakbeweging als vanouds aan de behartiging van de belangen van
werknemers in de breedste zin van het woord. Dat kan nog steeds als
een welkome aanvulling worden beschouwd op de behartiging van de
belangen van alle burgers via de organen van de staat. Het is dus
voor velen goed dat Polak de moderne vakbeweging destijds zo stevig
heeft gefundeerd. Zij is er immers nog steeds. En als zij goed
aandacht blijft geven aan haar representativiteit – zowel in omvang
als in gedachtegoed – en wat beter blijft letten op de gezondheid
van haar financiële huishouding, dan kan zij nog vele jaren mee.
Het verleden van de moderne vakbeweging mag dan mooi zijn, dat
neemt niet weg dat het bestaansrecht iedere dag opnieuw moet worden
bewezen.
De citaten van Henri Polak zijn afkomstig uit zijn brochure “De vakvereeniging, eenige beschouwingen over haar doel, inrichting en wijze van werken” (1905)