Jos Serrarens
Petrus Josephus Servatius Serrarens, (roepnaam: Jos), bestuurder R.K. Werkliedenverbond in Nederland/Katholieke Arbeiders Beweging en Internationaal Christelijk Vakverbond, is geboren te Dordrecht op 12 november 1888 en overleden te Bilthoven op 26 augustus 1963. Hij was de zoon van Petrus Franciscus Serrarens, administrateur bij de pontonniers, en Anna Maria Christina Janssen. Op 8 september 1920 trad hij in het huwelijk met Marie Louise Hortense Hubertine Welters. Dit huwelijk bleef kinderloos.
Binnen de Nederlandse roomskatholieke arbeidersbeweging van
vóór de Tweede Wereldoorlog vormde Serrarens een uitzondering.
Anders dan zijn collega's kreeg hij - geboren in Dordrecht in het
gezin van een militair - de gelegenheid een Hogere
Burgerschool-opleiding te volgen. Daarna volgde hij de Vormschool
voor onderwijzers in Rotterdam om vervolgens enkele jaren als
onderwijzer voor de klas te staan. Door deze achtergrond had hij op
verschillende onderdelen van het vakbondswerk een voorsprong op
zijn collega's, die zijn intellectuele inbreng zeer op prijs
stelden. Meer dan de protestants-christelijke en de socialistische
moest de katholieke arbeidersbeweging intellectuele steun
ontberen.
Door P.J.M. Aalberse
kwam Serrarens in contact met de vakbeweging. In 1914 werd hij
bibliothecaris van diens Centraal Bureau van de Katholieke Sociale
Actie (KSA). In 1916 kwam Serrarens als 'ambtenaar' van de pas
opgerichte R.K. Vereeniging tot bestrijding van tuberculose
'Herwonnen Levenskracht' in dienst van het Bureau van de R.K.
Vakorganisatie (kortweg: R.K. Vakbureau). Als zodanig werd hij
begin 1917 toegevoegd aan het bestuur van zowel Herwonnen
Levenskracht als van het R.K. Vakbureau (later R.K.
Werkliedenverbond in Nederland). Hoewel hij in 1917 gemobiliseerd
was werd Serrarens hierdoor nauwelijks gehinderd in zijn
activiteiten voor Herwonnen Levenskracht. Hij slaagde er zelfs in
gedurende de mobilisatietijd zijn activiteiten voor de vakbeweging
te vergroten door voorzitter te worden van St. Joris, de R.K. Bond
voor Dienstplichtigen. Na de Eerste Wereldoorlog liep de
'revolutiepoging' van P.J. Troelstra
vast. Deze memoreert in zijn gedenkschriften een gesprek met
Serrarens, waarin hem duidelijk werd dat de leiding van de
katholieke vakbeweging medewerking aan een revolutie had overwogen.
Betwijfeld moet echter worden of Serrarens zelf voorstander van een
revolutie was. Hij was de schrijver van het manifest, waarmee het
R.K. Vakbureau zijn steun ter handhaving van orde en gezag aan de
regering aanbood. Als tegenprestatie werd daarin gevraagd om
toezeggingen voor belangrijke hervormingen. Hiertoe behoorden
crisismaatregelen, zoals verhoging van brood- en vetrantsoenen en
versterking van de invloed van de arbeidersorganisaties bij de
distributie van voedingsen gebruiksartikelen, en sociale
hervormingen, zoals de invoering van de acht uren-dag, ziekte-,
ouderdoms-, invaliditeits- en werkloosheidsverzekeringen, de
mogelijkheid collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten en
toekenning van publiekrechtelijke bevoegdheden aan de vakbeweging.
Na de woelige novemberdagen van 1918 gaf het R.K. Vakbureau de door
Serrarens geschreven brochure Roomsche kinine tegen roode
koorts (Utrecht 1918) uit. Hij schetste daarin de verdiensten
van de R.K. vakbeweging bij de handhaving van het gezag. Eén van de
resultaten van de novemberstorm was de instelling van de Hooge Raad
van Arbeid. Serrarens kreeg daarin zitting als één van de drie
vertegenwoordigers van de katholieke arbeidersbeweging.
De Nederlandse katholieke arbeidersbeweging wenste vóór de Eerste
Wereldoorlog niet aangesloten te zijn bij de Internationale
Federatie van de Christelijke Vakbeweging, die in 1908 in Zürich
was opgericht. De belangrijkste overweging hierbij was dat de
internationale federatie zich op Duitse voorspraak had uitgesproken
voor een interconfessionele vakbeweging. In Nederland hadden de
bisschoppen het interconfessionalisme daarentegen uitdrukkelijk
verworpen. Na de oorlog wierp Serrarens zich op als ijveraar voor
beëindiging van het internationale isolement van de katholieken en
van aansluiting van christelijke vakverbonden bij hetzelfde
internationale vakverbond. Als bemiddelaar tussen de Belgen en
Fransen enerzijds en de Duitsers anderzijds wist hij in 1920 de weg
vrij te maken voor de oprichting van het Internationaal Christelijk
Vakverbond (ICV). Serrarens werd algemeen secretaris van deze
nieuwe interconfessionele internationale. Als uitvloeisel van de
Vrede van Versailles werden vanaf 1919 in het kader van de
Internationale Arbeidsorganisatie jaarlijkse Internationale
Arbeidsconferenties gehouden. Naar deze conferenties vaardigden de
regeringen van de betrokken landen delegaties af bestaande uit vier
personen: twee regeringsafgevaardigden, één werkgevers-en één
werknemersvertegenwoordiger. De eerste twee maal ging namens de
Nederlandse vakbeweging de NVV-bestuurder J.
Oudegeest. Onder hevige protesten van Oudegeest - tevens
voorzitter van het algemene Internationaal Verbond van
Vakvereenigingen (IVY)- werd op voorstel van W.H. Nolens, de
bekende R.K. staatsman die sedert 1919 als
regeringsvertegenwoordiger optrad, in 1921 Serrarens afgevaardigd.
Tijdens de conferentie werd zijn mandaat heftig aangevallen door
andere werknemersvertegenwoordigers die bij het IVV waren
aangesloten. Dit leidde ertoe dat zijn afvaardiging naar de
Arbeidsconferentie werd onderworpen aan het oordeel van het
Internationaal Hof van Justitie in Den Haag. Dit was de eerste zaak
die het Hof te behandelen kreeg. Het oordeel viel voor Serrarens
gunstig uit en daarmee voor de christelijke vakverbonden in andere
landen. Ook zij waren nu in de gelegenheid bij toerbeurt met de
socialistische vakbeweging vertegenwoordigers aan te wijzen voor de
Internationale Arbeidsconferenties. Als algemeen secretaris van het
ICV was Serrarens pleitbezorger van een vrije, onafhankelijke
vakbeweging, zoals bleek uit zijn stellingname tegen de door
fascistische en nazistische regiems gelijkgeschakelde vakbeweging.
In 1927 betwistten IVV en ICV - in de persoon van Serrarens - het
mandaat van de Italiaanse werknemersafgevaardigde met succes. Na de
machtsovername van Hitler in 1933 en de vorming van het Duitse
Arbeitsfront uit de socialistische en confessionele vakbonden en de
werkgeversorganisaties werd onder leiding van Serrarens ook de
Duitse werknemersvertegenwoordiger geweerd. Een jaar later
onderging de Oostenrijkse arbeidersgedelegeerde hetzelfde lot. Zijn
principiële stellingname leverde Serrarens een plaats op als
toegevoegd lid in de Raad van Beheer van de Internationale
Arbeidsorganisatie. Drie jaar later raakte hij deze positie kwijt
als gevolg van zijn afwijzing van het regime in de Sovjet-Unie.
Anders dan bij het weren van fascistische en nazistische
werknemersafgevaardigden ondervond hij nu geen steun van de
socialistische vertegenwoordigers. Het NVV betreurde de uitsluiting
van Serrarens uit de Raad van Beheer. De christelijke vakbeweging
mocht dan een minderheid zijn, ook deze had het recht te worden
gehoord. Bovendien had Serrarens onmiskenbaar blijk gegeven van
zijn bekwaamheid en altijd een afwijzende houding aangenomen tegen
het fascisme, aldus het NVV. Vanwege de dreigende oorlog in Europa
besloot Serrarens in de loop van 1939 belangrijke onderdelen van
het ICV-archief in Genève onder te brengen. Het secretariaat bleef
echter in Utrecht gevestigd. In de eerste bezettingsmaanden werd
Serrarens verschillende malen verhoord en op 1 juli 1940 werd het
secretariaat gesloten. In 1942 probeerde de Duitse politie
Serrarens thuis aan te houden, maar tijdige waarschuwingen
voorkwamen dit. Voor hem was dit aanleiding gedurende de rest van
de bezettingstijd op wisselende plaatsen onder te duiken.
Na de Tweede Wereldoorlog pakte Serrarens de draad van het ICV
spoedig weer op. Namens het ICV adviseerde hij de Commissie voor de
Rechten van de Mens van de Verenigde Naties over de opstelling van
de Verklaring van de Rechten van de Mens (1948). Tevens zette hij
zich weer volledig in op de Internationale Arbeidsconferenties. In
1948 werd hij opnieuw gekozen tot toegevoegd lid van de Raad van
Beheer van de Internationale Arbeidsorganisatie. De NVV-er Ad
Vermeulen verzette zich hiertegen in 1949. In 1951 wist deze de
herverkiezing van Serrarens te voorkomen en zelf diens plaats in te
nemen. Ter rechtvaardiging van zijn opstelling zei Vermeulen dat de
Nederlandse bisschoppen een inbreuk hadden gepleegd op het beginsel
van vrijheid van vakbeweging, daar zij de katholieken verboden
hadden - op straffe van het onthouden van de sacramenten - lid te
worden van het NVV. Dit was volgens hem in strijd met vele
resoluties die de Arbeidsconferenties in de loop der jaren hadden
aangenomen. Het gebeuren in Genève miste zijn uitwerking niet op de
samenwerking in de Raad van Vakcentrales. Het besluit veranderde
daarentegen niet. Serrarens liet zich na 1945 al snel kennen als
een voorstander van Europese integratie. Van de Nederlandse Raad
der Europese Beweging werd hij voorzitter. Als één van de eerste
parlementariërs Serrarens was al in 1937 lid van de Tweede Kamer
geworden na acht jaar in de Eerste Kamer te hebben gezeten -trad
hij toe tot de Raad van Europa. In 1952 nam hij als niet-jurist
zitting in het Hof van Justitie - dat werd gevormd als orgaan van
de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal - en verliet hij na
meer dan dertig jaar het ICV. Aan zijn rechterlijke loopbaan kwam
in 1958 een einde wegens het bereiken van de zeventigjarige
leeftijd. Kort voor zijn 75ste verjaardag in 1963 overleed hij in
het Biltse ziekenhuis Berg en Bosch, waarvan hij zelf als
propagandist van Herwonnen Levenskracht de fundamenten had gelegd.
Zijn vrouw overleed nog geen jaar later.
PUBLIKATIES:
Behalve de genoemde: Onze Volksbond (Gouda 1920); Das Weltwirtschaftsprogramm (Essen 1922); De indirecte bestrijding der tuberculose (Utrecht 1923); De revolutie van het hakenkruis (Utrecht 1933); Het probleem Oostenrijk (Utrecht 1934); Rusland en het Avondland (Utrecht 1948); Het Wereldvakverbond en het Internationaal Christelijk Vakverbond (Den Haag 1948; met C. van der Lende); 'Zo dacht Serrarens erover' in: Labor, nr. 5-6, 1963, 241-268 (korte bloemlezing).
LITERATUUR:
C.J. Kuiper, Uit het rijk van de arbeid. 3 delen (Utrecht
1925-1953);
'Wordt de Engelse arbeiderspartij door het socialisme geleid als op
het vasteland?' in: de Volkskrant, 7.3.1930 (verslag debat
H. Polak en
Serrarens in Eerste Kamer), voor reactie C.J. Kuiper: de
Volkskrant, 8.3.1930;
'Nog geen commentaar op wegstemmen Serrarens' in: de
Volkskrant, 2.7.1951;
'In Memoriam P. Serrarens' in: de Volkskrant,
27.8.1963;
'In Memoriam P.J.S. Serrarens' in: Nieuw Europa,
september-oktober 1963, 9-10;
J.J.C. Sprenger, Petrus
Josephus Servatius Serrarens (Kandidaatsscriptie Amsterdam
1972);
'Serrarens, Petrus Josephus Servatius' in: Grote Winkler Prins
Encyclopedie. Achtste druk. Deel 20 (Amsterdam 1982) 315;
J. van Meeuwen, Lijden aan eenheid. Katholieke arbeiders op zoek
naar hun politiek recht (1897-1929) (Hilversum 1998).
PORTRET:
P.J.S. Serrarens, Katholiek Documentatiecentrum (Nijmegen)
Auteur: Jeroen J.C. Sprenger
Oorspronkelijk gepubliceerd in: BWSA 3 (1988), p. 188-191
Laatst gewijzigd: 10-07-2002